Poëzie identiteit 2023 klas 1

Poëzie:


Identiteit
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Poëzie:


Identiteit

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Poëzie:


Identiteit
Let maar niet op mij.
Ik hoor er niet bij.
Ik ben niet om naar huis te schrijven.
Laat mij maar onopvallend blijven.
Voor het geval je mij niet vinden kon
ik zit onder de capuchon.
boekje open

hoe ga ik open als een boek?
ik wil mezelf eens lezen,
bladeren en kijken
hoeveel pagina's ik tel.
of ik een sprookje ben
of meer een studieboek.
zou ik mij kopen?
lenen bij de bieb?
alleen stiekem lezen
hoe ik afloop en zachtjes
terugzetten in de kast?

Slide 2 - Slide

Bespreek kort de gedichten. Wat wordt er besproken?
Wat is identiteit? 

Slide 3 - Mind map

Als je deze twee gedichten hebt gelezen: Wat denk jij dat identiteit betekent/is?
Woordenboek

iden·ti·teit (de; v)

1.  gelijkheid: je identiteit bewijzen;
     bewijzen dat je de persoon bent voor wie je je uitgeeft
 

Slide 4 - Slide

Ga hier in op hoe de identiteit van personen belangrijk is voor de overheid/douane/politie.
Identiteit
Wat zegt het woordenboek?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Identiteit
Wat is dat?
filmpje

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

2.  eigen karakter van een persoon 

  • Hoe zie je jezelf? Wie ben je?
  • Welk beeld hebben anderen van jou?
  • Verander je van persoonlijkheid tijdens het opgroeien? 
  • Waar ben je opgegroeid en welke rol speelt dat?
  • Is je identiteit in verschillende situaties anders?  enzovoort.

Slide 7 - Slide

Wat maakt een mens uniek?
Hoe zie je jezelf?
Hoe zien anderen je (ouders/vrienden/klasgenoten/
  sportmaatjes enz.?)
Is dat beeld hetzelfde in verschillende omstandigheden?
Wat gaan jullie doen?

Jullie gaan een gedicht schrijven met het thema: identiteit.

Jullie gaan dat niet zomaar doen, maar aan de hand van een aanpak.

Lees en verwerk de volgende stappen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

stap 1
Je maakt een mindmap waarin je noteert:

  • Wat jij belangrijk vindt
  • Hoe jij jezelf ziet
  • Wat belangrijk is om van jou te weten
  • Waar je bent opgegroeid en welke invloed dat heeft op jou
  • Hoe zien anderen jou?
  • De verschillende situaties die invloed hebben hoe jij op die momenten bent.
  • Zet in het midden van de bladzijde 'ik'. Maak verschillende 'takken'. 
  • Vul daarna de woorden in die je kunt bedenken bij deze onderdelen. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

 
  • Vul ook woorden in die je daar weer aan doen denken.
  • Gebruik verschillende kleuren bij de verschillende takken.
  • Maak tekeningetjes of plaatjes om je mindmap te verfraaien; werk netjes!
  • Je levert je mindmap op het afgesproken tijdstip in!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Poëzie:
Identiteit

Les 2

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Vorige les hebben je een mindmap gemaakt met woorden en ideeën rondom jouw identiteit.

Deze les gaan jullie verder werken aan de volgende stappen.

Stap 2:
Kies vijf belangrijke woorden uit je mindmap voor uit. Wat kenmerkt jou?

Ga op zoek naar synoniemen en tegenstellingen van deze woorden die jou kenmerken.
Zet deze synoniemen en tegenstellingen in de mindmap bij de woorden die je hebt genoteerd. 

  • Let op: bij je gedicht lever je je mindmap in bij je docent (bewaar die dus goed). Bewaar deze goed en zorg dat je mindmap verzorgd is.




Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Stap 3:
Ga nu aan de slag met het spelen met taal.

Bij poëzie wordt taal vaak op een 
bijzondere manier gebruikt. 
Een dichter kan woorden gebruiken 
die verzonnen zijn en niet bestaan. 
Zulke verzonnen woorden 
noemen we neologismen.



Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Stap 3

Soms worden woorden vergeleken met 
andere bestaande woorden/begrippen. 
De taal wordt dan figuurlijk gebruikt.


 

 

 


Vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn vormen van beeldspraak.
Beeldspraak is altijd figuurlijk bedoeld.


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

 Als niemand kijkt...




 





Dan een Klaas Jan Huntelaar
Die is met mij vergeleken
Een onbeholpen stuntelaar
Vraag niet naar bewijzen
Waar mijn talent uit blijkt
Maar geloof me, ik kan alles 
Zolang er niemand kijkt
Dus wat sta je nou te kijken
Als je kijkt dan gaat het mis

Als niemand kijkt dan kan ik alles
Dan ben ik de grote held
Speel ik de sterren van de hemel
Ben ik de beste van het veld
Mijn verstand zit in mijn voeten
En als het moet ook in mijn kop
Die bal gaat in de kruising
Met een omhaal of een lob
Ik ben béter dan Rónaldo

Slide 18 - Slide

eindrijm, herhaling
klank, ritme
Een gedicht mag, maar hoeft niet te rijmen aan het einde van de regel.


Soms maakt een dichter gebruikt van alliteratie
De 'rijm' staat dat aan het begin van woorden (de eerste letter/klank is hetzelfde)


Zachtjes glijdt het scheepje door het zoute zeewater. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Stap 4

  • Schrijf nu twee dichtregels met een aantal woorden uit je mindmap (en/of synoniemen en tegenstellingen die je hebt bedacht)

  • Let op de maat (het ritme)

  • Schrijf nog een aantal regels en speel met de taal: 
     gebruik in ieder geval een van de besproken onderdelen:
     eindrijm, alliteratie, verzin een nieuw woord (neologisme),
     vergelijk de situatie, herhaal woorden of een zin enz.)

 
 








Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Stap 5 


  • Maak je gedicht af.
  • Schrijf minimaal vier regels.
  • Natuurlijk mag je ook je eigen ideeën gebruiken.
  • Maak er iets moois van!

 
 








Slide 21 - Slide

This item has no instructions