Welke leestekens aan het einde van de zin?
1. Zullen we morgen naar de bioscoop gaan
2. Dat was een fantastisch doelpunt
3. Eerste kerstdag valt dit jaar op een maandag
4. Met onze kat in de fietsbak fietsen we naar de dierenarts
5. Vind je deze opdracht lastig
6. Doe die deur nou eens achter je kont dicht