2HV - oefentoets H5, 6 + kerst

Hoe worden een Bijbelboek over het leven van Jezus genoemd?
1 / 41
next
Slide 1: Open question
GodsdienstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoe worden een Bijbelboek over het leven van Jezus genoemd?

Slide 1 - Open question


Wie is geen schrijver van een Evangelie?
A
Marcus
B
Lucas
C
Johannes
D
Paulus

Slide 2 - Quiz

Hoe werden de leerlingen van Jezus na de hemelvaart genoemd?
A
discipel
B
apostel
C
rabbi

Slide 3 - Quiz

Wat is een protectoraat?
A
Een bezet gebied waar men wat vrijheid heeft
B
Iemand die namens de keizer regeert
C
Een duur horloge
D
Een Romeinse keizer

Slide 4 - Quiz

Pax Romana is...
A
... Romeinse vrede
B
... vrede van Christus
C
... vrede van de keizer
D
... Herodiaanse vrede

Slide 5 - Quiz

Wat betekent de naam 'Jezus'?
A
Zoon van God
B
God redt
C
Gezalfde
D
Bijzonder kind

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'Messias'
A
God redt
B
redder
C
gezalfde
D
leider

Slide 7 - Quiz

Wat is de Griekse vertaling van de naam 'Messias'?

Slide 8 - Open question

Wat betekent de naam 'Immanuel?

Slide 9 - Open question

Wie komen er als eerste op kraambezoek bij Jezus?
A
de familie
B
koning Herodes
C
de herders
D
de wijzen uit het Oosten

Slide 10 - Quiz

Waarom is het zo bijzonder dat de herders worden uitgenodigd voor het feestje?
A
Ze moesten bij de schapen blijven
B
Mensen vonden hen onbetrouwbaar
C
Ze waren geen familie
D
Ze kwamen midden in de nacht

Slide 11 - Quiz

Wie was er vazalkoning in Israël toen Jezus werd geboren?
A
Augustus
B
Herodes
C
Antipas
D
Herodias

Slide 12 - Quiz

Wat betekent advent?
A
komst
B
verwachting
C
verlangen
D
toekomst

Slide 13 - Quiz

De adventstijd is voor christenen de aanloop tijd naar kerst. Hoe lang duurt deze periode?
A
4 dagen
B
4 weken
C
2 dagen
D
2 weken

Slide 14 - Quiz

Wat is de taak en betekenis van
De Messias?
A
God
B
Jeruzalem
C
Verlosser
D
Vrede

Slide 15 - Quiz

Met de term "koninkrijk van God" bedoelt Jezus
A
de tijd waarin Gods macht over heel de wereld zichtbaar wordt
B
de hemel
C
Kanaän, het land waar Israël woont
D
de geestelijke wereld van God

Slide 16 - Quiz

Welke mooie beloftes horen er bij het Koninkrijk van God?
A
eeuwig leven op een nieuwe aarde
B
gezondheid en kracht
C
liefde en geluk
D
ze horen er allemaal bij

Slide 17 - Quiz

Waar is het koninkrijk van God te vinden?
A
in de hemel
B
overal waar mensen in Jezus geloven
C
op aarde na de terugkomst van Jezus
D
in Palestina

Slide 18 - Quiz

Welke bewering is WAAR
over het koninkrijk van God?
A
Jezus is er de koning van
B
het heeft (nu nog) geen grondgebied
C
het heeft overal ter wereld onderdanen
D
alle antwoorden zijn waar

Slide 19 - Quiz

Wat is geen kenmerk van een gelijkenis?
A
Het gaat over het dagelijks leven
B
Het verhaal heeft een verrassende wending
C
Het is bedoeld om iets te leren
D
Het verhaal is waargebeurd

Slide 20 - Quiz

Hoe werden de belastingambtenaren in Jezus' tijd genoemd?
A
Farizeeën
B
Tollenaars
C
Belastinginners
D
halve Romeinen

Slide 21 - Quiz

Wat is niet waar over farizeeën?
A
Ze bestudeerden de Tora
B
Ze wilden niet werken op de sabbat
C
Ze wilden geen geld met de keizer erop ontvangen
D
Ze waren de beste vrienden van Jezus

Slide 22 - Quiz

De volgende vragen gaan over het verhaal van de verloren zoon 

Slide 23 - Slide

Waar vraagt de jongste zoon om?
A
Een hoger salaris
B
Zijn erfenis
C
Kleedgeld

Slide 24 - Quiz

Wat gebeurde er toen de jongen al zijn geld had opgemaakt?
A
Er kwam een grote storm
B
Zijn vrienden hielpen hem
C
Er kwam hongersnood
D
Zijn vader kwam hem halen

Slide 25 - Quiz

Wat moet de jongste zoon als werk gaan doen?
A
Werken op het land
B
Voor de varkens/zwijnen zorgen

Slide 26 - Quiz

Wat voor positie wil de jongste zoon aan zijn vader vragen?
A
Zoon
B
Knecht
C
Slaaf

Slide 27 - Quiz

Wat doet de vader als hij de jongste zoon ziet?
A
Hij rent hem tegemoet
B
Hij laat nieuwe kleren halen
C
Hij laat het vetgemeste kalf slachten
D
Hij doet a, b en c!

Slide 28 - Quiz

Hoe reageert de oudste zoon
A
Hij is mega blij zijn broer weer te zien
B
Hij is boos en wil niet naar het feest

Slide 29 - Quiz

Voor wie zal de jongste zoon in Jezus' verhaal symbool staan?
A
de tollenaars
B
de farizeeën
C
God/Jezus

Slide 30 - Quiz

Voor wie zal de oudste zoon in Jezus' verhaal symbool staan?
A
de tollenaars
B
de farizeeën
C
God/Jezus

Slide 31 - Quiz

Voor wie zal de vader in Jezus' verhaal symbool staan?
A
de tollenaars
B
de farizeeën
C
God/Jezus

Slide 32 - Quiz

De volgende vragen gaan over de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard. 

Slide 33 - Slide

Jezus vertelt een gelijkenis nooit zomaar, er is eigenlijk altijd een aanleiding.

Welke vraag van de discipelen is de aanleiding voor deze gelijkenis?
A
Wat is onze beloning voor het met u meegaan?
B
Wat is een eerlijk loon?

Slide 34 - Quiz

Hoe vaak is de landeigenaar in totaal naar de markt gegaan?
A
3 keer
B
4 keer
C
5 keer
D
6 keer

Slide 35 - Quiz

Wat is het verrassende in deze gelijkenis?
A
Dat de laatsten net zoveel krijgen als de eersten
B
Dat de laatsten meer krijgen dan de eersten
C
Dat de eersten een extra bonus krijgen

Slide 36 - Quiz

Waarom zou de landeigenaar 5 keer naar de markt gaan?
A
Hij heeft zich vergist in het aantal arbeiders dat hij nodig heeft
B
Hij heeft medelijden met de mensen die nog geen werk hebben
C
Hij wil nog sneller klaar zijn met de oogst.
D
Zijn eerste arbeiders blijken niet geschikt

Slide 37 - Quiz

De volgende vragen gaan over de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan

Slide 38 - Slide

Wat is het bijzondere in de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan?
A
Dat die man halfdood wordt achtergelaten
B
Dat hij geen hulp krijgt van priester en leviet
C
Dat hij wel hulp krijgt van een vijand
D
B en C zijn waar

Slide 39 - Quiz

Wat is niet waar over Samaritanen?
A
Zij werden niet als echte Joden gezien
B
Zij hadden een andere mening over de tempel
C
Zij waren achtergebleven toen Israël in ballingschap ging
D
Alle drie de antwoorden zijn waar

Slide 40 - Quiz

Op welke vraag geeft de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan antwoord?

Slide 41 - Open question