Eerste les

Vraagwoorden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vraagwoorden

Slide 1 - Slide

Voorkennis


Wat zijn Nederlandse vraagwoorden?

Slide 2 - Slide

Fragewörter
Was ist das?
Warum bist du in Amsterdam?
Wer bist du?
Wo wohnst du?
Wie alt bist du?
Wann hast du Geburtstag?
Woher kommst du?
Wohin fährst du?

Was fällt dir auf? Womit beginnt ein Fragewort IMMER?
Seite 41 C

Slide 3 - Slide

Duits
Was / ist / das?
Warum / bist / du / in / Amsterdam?
Wie / alt / bist / du?

___________________________________
Pass auf!

Woher kommst du?
Wohin fährst du?

Nederlands
Wat / is / dat?
Waarom / ben / je / in / Amsterdam?
Hoe / oud / ben / jij?

___________________________________
Let op!

Waar kom jij vandaan?
Waar ga je heen?

Slide 4 - Slide

Zoek de juiste vraagwoorden bij elkaar!
hoe?
waar?
waarvandaan?
wat?
wie?
wanneer?
waarom?
wann?
woher?
wie?
wo?
was?
wer?
warum?

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

____ geht es dir?
Mir geht es gut.
A
Hoe
B
Was
C
Wie

Slide 7 - Quiz

____ heißt du?
Ich heiße Sabine
A
Was
B
Wie
C
Wo
D
Wann

Slide 8 - Quiz

____ wirst du 15?
Am Dienstag werde ich 15.
A
Wann
B
Wan
C
Wanneer
D
Wo

Slide 9 - Quiz

____ kommst du?
Ich komme aus Köln.
(Let op hoofdletter in het begin van een vraag!)

Slide 10 - Open question

___ ist dein bester Freund?
Mein bester Freund ist Jan
A
Wo
B
Wie
C
Wohin
D
Wer

Slide 11 - Quiz

Gespräch führen- gesprek voeren
- werk met je buurman/buurvrouw
- de één stelt een vraag, de ander geeft een antwoord

Slide 12 - Slide

Fragen

Wer bist du?
Wo wohnst du?
Wie alt bist du?
Wann hast du Geburtstag?

Woher kommst du?

Antworten

Ich bin (Annemarie).
Ich wohne in (Arnheim).
Ich bin (14) Jahre alt.
Ich habe (am 3. August) Geburtstag.
Ich komme aus den Niederlanden.

Slide 13 - Slide

Merken-onthouden
- Alle vraagwoorden beginnen met 'W'
- Alle vraagwoorden worden aan elkaar geschreven
- In het begin van een zin: hoofdletter
--> zo niet: zonder hoofdletter

Slide 14 - Slide


de postcode - die Postleitzahl
het jaar - das Jahr (mv.: die Jahre)
 oud -  alt

 de gebruikersnaam - der Benutzername
 heten - heiβen
 de woonplaats - der Wohnort


de jongen - der Junge
 het meisje - das Mädchen
 de verjaardag - der Geburtstag

 jarig zijn - Geburtstag haben
 op 10 mei - am 10. (= zehnten) Mai
 de leerling; de leerlinge -  der Schüler ; die Schülerin


Slide 15 - Slide

Gut gemacht!!!

Slide 16 - Slide