Herhalingsles H1 t/m H5

De 10 tijdvakken en 5 perioden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De 10 tijdvakken en 5 perioden

Slide 1 - Slide

Wat is de eerste historische periode in de geschiedenis?
A
Prehistorie
B
Oudheid
C
Middeleeuwen
D
Jagers en Boeren

Slide 2 - Quiz

De periode van de middeleeuwen duurt van ... tot ...
A
500 v.C. tot 1.000 n.C.
B
500 n.C. tot 1.000 n.C.
C
500 v.C. tot 1.500 n.C.
D
500 n.C. tot 1.500 n.C.

Slide 3 - Quiz

Het tijdvak Monniken en Ridders duurt van ... tot ...
A
500 v.C. tot 1.000 n.C.
B
500 v.C. tot 1.500 n.C.
C
500 n.C. tot 1.500 n.C.
D
500 n.C. tot 1.000 n.C.

Slide 4 - Quiz

Het tijdvak ontdekkers en hervormers hoort bij de periode van de middeleeuwen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Kenmerkende aspecten

Slide 6 - Slide

De Franse koning Lodewijk IX de Heilige gaat in 1248 met zijn leger op kruistocht. Jean de Joinville (1224-1317) neemt op 6 juni 1249 deel aan de landing van Franse troepen onder leiding van de koning bij de Egyptische plaats Damiate. Omstreeks 1308 schrijft Jean de Joinville daarover:
Toen wij de Turken zagen aankomen, plaatsten we de punten van onze schilden en de handgrepen van onze lansen in het zand met de punten naar hen gericht. Maar toen zij zo dichtbij waren, dat ze de lansen bijna in hun lichaam zagen dringen, draaiden zij zich om en vluchtten. Aan onze linkerzijde landde de graaf van Jaffa, die een volle neef was van de graaf van Montbéliard, en van het geslacht Joinville. Hij landde met de grootste pracht, want zijn galjoen kwam aan, geheel beschilderd met zijn familiewapen, welk wapen bestond uit goud en een kruis gemerkt met rood. Hij had minstens driehonderd roeiers in zijn galjoen en iedere roeier droeg een schild met het wapen van de graaf erop. Aan ieder schild was een wimpel bevestigd, met zijn wapen in goud bewerkt.

Slide 7 - Slide

Welk kenmerkend aspect hoort hierbij?

Over de Romeinse keizer Caligula deed het verhaal de ronde dat hij zijn paard Incitatus tot consul wilde benoemen om zijn immense rijk te besturen.

A
De groei van het Romeinse Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
B
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa.
C
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
D
Het begin van staatsvorming en centralisatie.

Slide 8 - Quiz

Welk kenmerkend aspect hoort hierbij?

Karel de Grote kreeg een witte Indische olifant van Haroen ar-Rashid, de leider van het Arabische rijk waarin de islam zich had verspreid.
A
De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
B
Het begin van staatsvorming en centralisatie.
C
Het ontstaan en de verspreiding van de Islam.
D
De verspreiding van het christendom in geheel Europa.

Slide 9 - Quiz

Welk kenmerkend aspect hoort hierbij?

Het hondje Pompey van Willem van Oranje is vereeuwigd op diens praalgraf omdat hij het leven van Willem zou hebben gered door 's nachts te waarschuwen voor de komst van Spanjaarden.
A
Het begin van staatsvorming en centralisatie.
B
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
C
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid.
D
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.

Slide 10 - Quiz

Wat is een politiek-bestuurlijk kenmerk(end aspect) van de vroege middeleeuwen?
A
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
B
De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
C
Het begin van staatsvorming en centralisatie.
D
De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

Slide 11 - Quiz

Wat is een cultuur-religieus kenmerk(end aspect) van de late middeleeuwen?
A
Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.
B
De verspreiding van het christendom in geheel Europa.
C
Het ontstaan en de verspreiding van de Islam.
D
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

Slide 12 - Quiz

Wat is een sociaal-economisch kenmerk(end aspect) van de vroegmoderne tijd?
A
Het begin van staatsvorming en centralisatie.
B
De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
C
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
D
Het begin van Europese overzeese expansie.

Slide 13 - Quiz

Ontdekkers en hervormers

Slide 14 - Slide

In de late middeleeuwen werden meer teksten uit de klassieke oudheid in West-Europa bekend.
2p Geef daarvoor een verklaring.

Slide 15 - Open question

Willem van Oranje koos in het begin van de Opstand geen partij in de godsdiensttwisten in de Nederlanden.
2p Noem een politiek doel dat hij daarmee kon bereiken en geef aan waardoor zijn opstelling aan dat doel kon bijdragen.

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide