Hoofdstuk 6 BOA quiz

Hoofdstuk 6 BOA quiz
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BOAMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6 BOA quiz

Slide 1 - Slide

In het Burgerlijk wetboek staat dat:
A
Een ieder zijn eigen voornamen mag kiezen
B
Een ieder de voornamen heeft die in zijn geboorteakte staan
C
Natuurlijke en rechtspersonen een voornaam moeten hebben

Slide 2 - Quiz

Het doel van staande houden is:
A
Identiteit vaststellen
B
Fouilleren
C
De verdachte met geweld dwingen een bevel op te volgen

Slide 3 - Quiz

Bij het vragen naar de identiteitsgegevens mag je niet vragen naar zijn:
A
Geboortedatum
B
Feitelijke verblijfplaats
C
adres waarop hij /zij staat ingeschreven in de basisregistratie
D
BSN-nummer

Slide 4 - Quiz

Als je valse ID-gegevens opgeeft kan je worden gestraft met:
A
Een geldboete van de 2e categorie
B
Een vrijheidsstraf
C
Beide zijn mogelijk

Slide 5 - Quiz

Vanaf welke leeftijd moet je bij eerste vordering je altijd je ID ter inzage aan te bieden (aan een opsporingsambtenaar)
A
12
B
14
C
16
D
18

Slide 6 - Quiz

Wat is juist: Ontdekking op heterdaad heeft plaats:
A: Wanneer het ontdekt wordt terwijl het begaan wordt.
B: Wanneer het ontdekt wordt terstond na het begaan is.

A
A is juist B is onjuist
B
A is onjuist B is juist
C
Antwoord A en B zijn beide juist.
D
Antwoord A en B zijn beide onjuist.

Slide 7 - Quiz

Leerplichtambtenaar Jenny ziet een haar bekende scholier stelen. mag zei hem aanhouden?
A
Ja, iedereen mag op heterdaad aanhouden
B
Nee, dit is niet haar bevoegdheid.
C
Alleen omdat zij opsporingsambtenaar is mag zij haar op heterdaad aanhouden.

Slide 8 - Quiz

Als BOA geef je direct na het aanhouden de gestolen kleren die je bij de verdachte heb aangetroffen terug aan de winkelier. mag dat?
A
JA
B
Nee
C
Onder bepaalde, in de wet geschreven omstandigheden mag dit.

Slide 9 - Quiz

Bij ontdekking op heterdaad mag iedereen alle plaatsen direct betreden om de verdachte aan te houden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Als de HOvJ het nodig acht een verdachte in bewaring te stellen na zijn voorgeleiding mag hij dat zelf beslissen.
A
Alleen als de omstandigheden dat vragen
B
Nee, dat mag allen de OvJ beslissen.
C
Nee, dat mag alleen de rechter-commissaris beslissen

Slide 11 - Quiz

Verlengd ophouden voor onderzoek ter vaststellen van de identiteit mag vanaf:
A
12 jaar
B
14 jaar
C
16 jaar
D
18 jaar

Slide 12 - Quiz

Inverzekeringstelling duurt inclusief verlenging maximaal:
A
24 uur
B
48 uur
C
3 dagen
D
6 dagen

Slide 13 - Quiz

Voorgeleiding voor de rechter-commissaris moet binnen:
A
24 uur
B
3 dagen
C
3 dagen en 18 uur

Slide 14 - Quiz

Onder voorlopige hechtenis wordt verstaan:
A
Inverzekeringstelling en inbewaringstelling
B
inbewaringstelling en gevangenhouding
C
Inverzekeringstelling en gevangenneming

Slide 15 - Quiz

De bevoegdheid tot onderzoek aan het lichaam ligt bij:
A
Toezichthouders en opsporingsambtenaren
B
de HOvJ en OvJ
C
de OvJ
D
Enkel de rechter-commissaris

Slide 16 - Quiz

Een dief die een zak snoep steelt om zelf op te eten is:
A
Eigenaar van die zak snoep
B
Eigenaar en bezitter van die zak snoep
C
Bezitter van die zak snoep
D
houder van die zak snoep

Slide 17 - Quiz

Om inbeslagname te realiseren is de opsporingsambtenaar bevoegd om elke plaats te betreden. dit is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz