3Kader_HerhalingsVragenLes Stevigheid en Beweging

SE_WEEK
Thema 3.1 t/m 3.7 + 3.10 + 3.11

Thema 4.1 + 4.2 + 4.3   + 4.5 + 4.6

Thema  7.1 + 7.2 + 7.3
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

SE_WEEK
Thema 3.1 t/m 3.7 + 3.10 + 3.11

Thema 4.1 + 4.2 + 4.3   + 4.5 + 4.6

Thema  7.1 + 7.2 + 7.3

Slide 1 - Slide

SE-WEEK
Digitaal in Quayn  -->   48 vragen

Gebruik een kladblaadje !!   + Woordenboek

 3 thema's uit 2 boeken

VRIJDAG 23 juni 9.00 uur



Slide 2 - Slide

Wat is het genotype?
A
Het uiterlijk van een organisme
B
De erfelijke informatie van een organisme

Slide 3 - Quiz

De geslachtschromosomen van een man zijn
A
XX
B
XY

Slide 4 - Quiz

Wat is de gencode als een eigenschap homozygoot recessief voorkomt?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van een zoogdier?
A
Haren
B
Levendbarend
C
Kieuwen
D
Warmbloedig

Slide 6 - Quiz

Een ander woord skelet is....
A
geraamte
B
ledematen
C
spieren
D
kraakbeen

Slide 7 - Quiz

Bij de productie van welk voedingsmiddel wordt een schimmel gebruikt?
A
Yoghurt
B
Zuurkool
C
Brood

Slide 8 - Quiz

Wat is géén functie van ons skelet?
A
maakt je lichaam stevig
B
zorgt ervoor dat we kunnen ademhalen
C
beschermt organen
D
zorgt ervoor dat we kunnen bewegen

Slide 9 - Quiz

Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel, ledematen en armen
B
romp, ledematen, armen en benen
C
schedel,romp en ledematen
D
schedel,ledematen, romp, armen en benen

Slide 10 - Quiz

Stekelhuidigen zijn veelzijdig symmetrisch.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Wat is een ander woord voor de wervelkolom?
A
rug
B
borstkas
C
ruggengraat
D
gewrichten

Slide 12 - Quiz

Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat zit er tussen de wervels?
A
kraakbeenschijven
B
botten
C
naden
D
gewrichten

Slide 14 - Quiz

Heeft dit dier een skelet? Zo ja; wat voor soort skelet?
A
Nee, geen skelet
B
Ja, een inwendig skelet
C
Ja, een uitwendig skelet
D
Ja, zowel inwendig als uitwendig skelet.

Slide 15 - Quiz

Wat wordt er beschermd door onze borstkas?
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag

Slide 16 - Quiz

Koppel het juiste woord aan het juiste plaatje!
Gewricht
Naad
Vergroeid
Kraakbeen

Slide 17 - Drag question

In een park leven eenden en merels. Kunnen deze vogels 1 populatie vormen?
A
Ja, want ze zijn beide vogels
B
Ja, want ze leven beide in hetzelfde park
C
Nee, want ze zijn van verschillende soorten
D
Nee, want de 1 is een watervogel en de ander leeft meer in de lucht

Slide 18 - Quiz


Hoe noem je bot nummer 1 en 2?
A
1. Heupbeen 2. Staartbeen
B
1. Heupbeen 2.Dijbeen
C
1. Wervelkolom 2. Dijbeen
D
1. Dijbeen 2. Knieschijf

Slide 19 - Quiz

Sleep de blauwe vakken naar de juiste rode vakken
Een ...... wordt ingedeeld in rijken
Een ...... wordt ingedeeld in stammen
Een .... wordt ingedeeld in klassen
Een .... wordt ingedeeld in orden
Domein
Klasse 
Rijk
Stam

Slide 20 - Drag question

Nummer 6 is............
A
onderkaak
B
bovenkaak
C
neusbotjes
D
oogkas

Slide 21 - Quiz

Dit bot beschermt
je knie-gewricht
A
Kuitbeen
B
Scheenbeen
C
Knieschijf
D
Knieplaat

Slide 22 - Quiz

Hoe heten de 2 botten
in het onderbeen?
A
spaakbeen en kuitbeen
B
scheenbeen en spaakbeen
C
kuitbeen en scheenbeen
D
spaakbeen en ellepijp

Slide 23 - Quiz

Hoeveel geslachtschromosomen komen er in een huidcel voor?
A
1
B
2
C
23
D
46

Slide 24 - Quiz

Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 25 - Quiz

welke bewering is niet waar
A
het skelet is belangrijk voor vorm
B
het skelet is belangrijk voor aanmaak van bloedcellen
C
het skelet is belangrijk voor beweging
D
het skelet is belangrijk voor groei van spieren

Slide 26 - Quiz

Dit rode bot noemen we..........
A
dijbeen
B
scheenbeen
C
kuitbeen
D
spaakbeen

Slide 27 - Quiz

Hoeveel zaadcellen en hoeveel eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een één-eiige tweeling?
A
1 zaadcel, 2 eicellen
B
2 zaadcellen, 1 eicel
C
1 zaadcel, 1 eicel
D
2 zaadcellen, 2 eicellen

Slide 28 - Quiz

Wanneer komt het aantal genen in paren voor in een cel?
A
Als het een lichaamscel is
B
Als het een geslachtscel is

Slide 29 - Quiz

Wat is de naam van
dit bot in je onderarm?
A
Ellepijp
B
Spaakbeen
C
Opperarmbeen
D
Handwortelbeentjes

Slide 30 - Quiz

halswervels
borstwervels
lendenwervels
heiligbeen
staartbeen

Slide 31 - Drag question

Welke stof zorgt voor
stevigheid van de botten?
A
Kalk
B
Lijmstof
C
Beenmerg
D
Gewrichtsmeer

Slide 32 - Quiz

Inwendig skelet
Geen skelet
Uitwendig skelet
Inwendig skelet

Slide 33 - Drag question

Welke functie van het skelet zie je het beste terug bij de schedel?
A
Het skelet geeft vorm aan het lichaam
B
Het skelet beschermt kwetsbare organen
C
Het skelet maakt het lichaam stevig
D
Het skelet zorgt dat het lichaam kan bewegen

Slide 34 - Quiz

De namen van de vier beenverbindingen zijn
A
Vergroeiing Kraakbeen Gewricht Naadverbinding
B
Verbening Kraakbeen Borstbeen Gewricht
C
Vergroeiing Naadverbinding Kraakbeen Gewricht

Slide 35 - Quiz

In kraakbeen zit
A
veel kalk
B
weinig kalk

Slide 36 - Quiz

Welke functies heeft ons skelet?
A
vormgeven, bescherming, stevigheid
B
vormgeven, stevigheid, beweging
C
beweging, vormgeven, stevigheid, bescherming
D
Beweging en bescherming

Slide 37 - Quiz

Een fontanel is een opening
tussen de schedelbeenderen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Schedel
A
Naadverbinding
B
Kraakbeenverbinding
C
Vergroeiing
D
Gewricht

Slide 39 - Quiz

Borstkas
(tussen borstbeen en ribben)
A
Naadverbinding
B
Kraakbeenverbinding
C
Vergroeiing
D
Gewricht

Slide 40 - Quiz

Tenen
A
Naadverbinding
B
Kraakbeenverbinding
C
Vergroeiing
D
Gewricht

Slide 41 - Quiz

Heiligbeen
A
Naadverbinding
B
Kraakbeenverbinding
C
Vergroeiing
D
Gewricht

Slide 42 - Quiz

EINDE 

Slide 43 - Slide