King en de drakenvlinders les 2: personages & genre
King en de drakenvlinders
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
King en de drakenvlinders
Slide 1 - Slide
Lezen
10 minuten
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Vorige les heb je geleerd ...
... wat de begrippen fictie, non-fictie, realistisch en niet-realistisch betekenen.
... hoe je kunt bepalen of een boek fictie of non-fictieis.
... hoe je kunt bepalen of een boek realistisch of niet-realistisch is.
Slide 3 - Slide
Aan het einde van deze les ...
... kun je de hoofdpersonen en de bijpersonen in een verhaal benoemen.
... kun je het uiterlijk, de karaktereigenschappen en de kenmerken van een personage beschrijven.
... kun je de relaties tussen personages in een verhaal beschrijven.
Weet je welke genres er zijn.
Slide 4 - Slide
“Het steile bergpad had hem ongeveer de halve dag gekost. De zon begon net achter de berg te verdwijnen toen hij het hoogste punt bereikte. Opeens voelde hij een reusachtige windvlaag langs zijn armen strijken en hoorde hij een luid gebrul. Hij keek omhoog en zag een zwarte draak die hem vernietigend aankeek.”
A
Realistisch
B
Onrealistisch
Slide 5 - Quiz
''Waar blijft Thijs, denkt Julia als ze 's morgens beneden zit. Ze moet eigenlijk al weg, maar ze wacht op haar broer; dan komt ze maar te laat. Eindelijk komt hij de kamer in. Hij grijpt een appel van de schaal en wil weggaan. 'Thijs,' zegt Julia. 'Nu papa definitief op de boot blijft wonen, wordt alles anders.‘’
A
Realistisch
B
Onrealistisch
Slide 6 - Quiz
Fictie is ...
A
verzonnen
B
echt gebeurd
Slide 7 - Quiz
Realistisch is ...
A
lijkt op de werkelijkheid, kan echt gebeuren
B
lijkt niet op de werkelijkheid, kan niet echt gebeuren
Slide 8 - Quiz
Hoofdpersoon in verhalen
Je leert hem/haar het best kennen.
Gedachten en gevoelens zijn bekend.
Je kijkt mee door de ogen van dit personage.
Speelt de hoofdrol.
Slide 9 - Slide
Bijfiguren & figuranten
Je weet niet zoveel van dit personage.
Je weet niet zo goed hoe dit personage zich voelt of wat hij/zij denkt.
Medespelers spelen een rol in het verhaal, maar minder groot dan die van de hoofdpersoon.
Figuranten komen enkel voorbij, worden enkel genoemd in het verhaal, maar spelen geen rol in het verhaal.
Slide 10 - Slide
Personages beschrijven
Je kunt personages op verschillende manieren beschrijven:
Boeken van hetzelfde genre hebben dezelfde kenmerken.
Soms is er overlaptussen genres, genres hebben dan een aantal dezelfde kenmerken.
Slide 15 - Slide
Genres herkennen
In de bibliotheek staan er vaak symbolen op de boeken die aangeven welk genre het is.
Handig om snel te zien welke boeken leuk zijn voor jou.
Je kan ook altijd advies vragen aan iemand die veel boeken heeft gelezen.
Slide 16 - Slide
Genres herkennen
Detective – oplossen van een misdaad
Griezelverhaal – enge dingen en vreemde wezens
Psychologisch verhaal – nadruk op innerlijk van personage
Sciencefiction – in toekomst of in ruimte (niet realistisch)
Slide 17 - Slide
Aan de slag!
Lees het verhaal 'Pas goed op je jas' (blz. 61) Boek Op Niveau blok 2 of op slide 18 t/m 21.
Maak: slide 22 t/m 27
Lees en maak de volgende slides
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Wie is de hoofdpersoon in het verhaal 'Pas goed op de jas'?
Slide 23 - Open question
Schrijf twee namen op van bijfiguren in het verhaal.
Slide 24 - Open question
Schrijf drie zinnen op uit het verhaal waardoor je iets te weten komt over wat de hoofdpersoon voelt.
Slide 25 - Open question
Welke twee verschillende gevoelens heeft de hoofdpersoon over de plek waar hij woont na de verhuizing?
Slide 26 - Open question
Wat is in het verhaal 'Pas goed op de jas' de opdracht van de hoofdpersoon?
Slide 27 - Open question
Is er in een verhaal altijd maar één hoofdpersoon? Leg je antwoord uit.
Slide 28 - Open question
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Bij welk genre hoort het verhaal 'Pas goed op de jas' dat je hebt gelezen bij de vorige opdrachten?
Slide 31 - Open question
Hierna staan drie flapteksten van leesboeken. Bij welk genre horen deze boeken?
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Reinhart hoort bij het genre:
Slide 34 - Open question
Slide 35 - Slide
Het Morelli principe hoort bij het genre:
Slide 36 - Open question
Slide 37 - Slide
Vuurbom hoort bij het genre:
Slide 38 - Open question
Schrijf de titel op van het laatste boek dat jezelf gelezen hebt of van een boek dat je wel zou willen lezen. Bij welk genre hoort dit boek? (Een ander boek dan wonder).
Slide 39 - Open question
Wat is jouw lievelingsgenre? Leg uit wat je aanspreekt in dit genre.