Hebben en zijn + tellen

Hebben en zijn + tellen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hebben en zijn + tellen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?
* oefenen met hebben/zijn en getallen
* Running dictee

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Posters Ik ben/Ik heb
* Vertel elkaar in 2-tallen over je poster.

*Geef elkaar feedback: Wat is goed? Wat kan beter?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vul in:
Vandaag ... ik een LessonUp voor jullie.
A
ben
B
bent
C
heb
D
heeft

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
... je er klaar voor?
A
Heb
B
Heeft
C
Ben
D
Bent

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
Jullie ... hier erg goed in :)
A
is
B
zijn
C
bent
D
ben

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
Niemand ... het antwoord fout.
A
heeft
B
hebt
C
is
D
heb

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
Ik vroeg aan mijn baas; '... u ook kinderen?'
A
Hebt
B
Heeft
C
Ben
D
Bent

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
Hij antwoordde: 'Nee, maar ik ... wel een hond.'
A
heeft
B
heb
C
ben
D
bent

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Spel; getallen raden
* Iemand neemt een getal onder de 10.000 in het hoofd
* Anderen raden
* De eerste persoon mag alleen hoger of lager zeggen
* Hoeveel keer raden?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Rangtelwoorden
1e = eerste
2e = tweede
3e = derde
4e = vierde
5e = vijfde
6e = zesde
7e = zevende
8e = achtste
9e = negende
10e = tiende
20e = twintigste
30e = dertigste
40e = veertigste
50e = vijftigste
60e = zestigste
70e = zeventigste
80e = tachtigste
90= negentigste
100e = honderdste

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Running dictee
- Kijk eerst goed naar de zinnen op de volgende dia.
- Aan de muur hangen 12 kaartjes met daarop korte zinnetjes en een nummer.
Persoon 1: leest de zinnen voor en zegt op welke plaats deze moeten staan, dus bv. 'Op de derde plaats: Ik ben een leerling'
Persoon 2: schrijft de zin op de juiste plaats in de lijst.
- Wie zijn het eerste klaar? Wie zijn tweede, enz.?

Slide 12 - Slide

Zinnetjes:
1. Ik ben klein
2, Jij bent jarig
3. Hij is verlegen
4. Wij zijn zussen
5. Jullie zijn vrienden
6. U bent oud
7. Zij zijn mijn buren
8. Ik heb een hond
9. Jij hebt een fiets
10 Zij heeft een broertje
11. U hebt/heeft een vrouw
12. Wij hebben Nederlandse les
Voor fase 2 kan je de werkwoorden weglaten in de zin.
Zinnen voor running dictee

1 Ik ben klein
2 Jij bent jarig
3 Hij is verlegen
4 Wij zijn zussen
5 Jullie zijn vrienden
6 U bent oud


7 Zij zijn mijn buren
8 Ik heb een hond
9 Jij hebt een fiets
10 Zij heeft/hebben een broertje
11 U hebt/heeft/bent een vrouw
12 Wij hebben Nederlandse les

Slide 13 - Slide

This item has no instructions