This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Samenvatting hst 2
Geld moet rollen
Slide 1 - Slide
Je betaald een broodje in de kantine. Welke geldfunctie is hier van toepassing
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel
Slide 2 - Quiz
Een andere woord voor credit is?
A
rood staan
B
te goed
C
te kort
D
in de min
Slide 3 - Quiz
Meneer Kielstra spaart geld voor een weekend Munchen. Wat is het spaarmotief van Meneer Kielstra
A
sparen voor rente
B
sparen uit voorzorg
C
sparen voor een bepaald doel
Slide 4 - Quiz
Mevrouw van Riel erft € 20.000 van een oud tante. Ze zet het op de bank tegen een rente vergoeding van 1,75%. Hoeveel rente krijgt ze aan het einde van het jaar
A
€ 300
B
€ 400
C
€ 250
D
€ 350
Slide 5 - Quiz
Meneer Boet leent geld om een nieuwe auto te kopen. Wat is het leenmotief van Meneer Boet
A
tijdelijk geld tekort
B
duurzaam consumptie goed
C
onverwachte gebeurtenis
D
huis kopen
Slide 6 - Quiz
Meneer Boet leent € 10.000 voor de auto. Hij betaal 4 jaar lang elke maand € 250. Wat zijn de kredietkosten
A
€ 12.000
B
€ 5000
C
€ 2000
D
€ 7500
Slide 7 - Quiz
De zoon van meneer boet ontvangt elke week zakgeld. Welke inkomensvorm is dit
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
inkomen uit overdracht
Slide 8 - Quiz
Meneer Ensink wil een nieuwe televisie kopen. Deze kost € 2500. Hij wil deze over 2 jaar kopen. Hoeveel spaart hij elke maand
A
€ 208,33
B
€ 210
C
€ 250
D
€ 200
Slide 9 - Quiz
Welke uitgaven zijn dagelijkse uitgaven?
A
abonnement op Spotify
B
boodschappen
C
contributie sportclub
D
vakantie
Slide 10 - Quiz
Met je bijbaantje verdien je € 25 per week. Bereken hoeveel dat per maand is. Rond af op hele getallen
A
€ 100
B
€ 108
C
€ 110
D
€105
Slide 11 - Quiz
Een begrotingstekort kun je op verschillende manieren oplossen. Welke van de onderstaande antwoorden is onjuist
A
meer inkomen
B
geld lenen
C
minder uitgeven
D
meer uitgeven
Slide 12 - Quiz
Je betaalt om een auto te kopen. Maar als de auto eenmaal van jou is, blijf je kosten houden. Welke van onderstaande voorbeelden is geen voorbeeld van autokosten
A
brandstof
B
wegenbelasting
C
verzekering
D
administratie kosten
Slide 13 - Quiz
Esther en Harm willen over vier jaar een andere auto kopen voor € 30.000. Voor hun oude auto krijgen ze naar verwachting € 5.000 terug. Bereken hoeveel ze per maand moeten reserveren voor de nieuwe auto.
Slide 14 - Open question
In 2022 stegen de hypotheekrentes hard. Wat heeft dit voor gevolg voor de vaste lasten als mensen een huis gaan kopen
A
stijgen
B
dalen
C
blijven gelijk
Slide 15 - Quiz
Ruud is zijn huis aan het verbouwen. Daarvoor sluit hij een lening af. Hij wil geld op kunnen nemen wanneer het nodig is. Wat voor een consumptief krediet heeft Levi afgesloten?
A
persoonlijke lening
B
doorlopend krediet
C
salaris krediet
Slide 16 - Quiz
Een logistiek medewerker en een nachtwaker hebben allebei een mbo-opleiding op niveau 4. Toch is het uurloon van een nachtwaker hoger. Wat is hiervoor de verklaring?