3V chap 3 ABCD

le futur proche
sujet + 1 forme du verbe aller au présent + infinitif
Je vais gagner beaucoup d'argent.
Tu vas partager le gâteau?
Il/elle/on va choisir un film pour ce soir.
Nous allons réussir l'examen.
Vous allez prendre le train?
Ils/elles vont vouloir manger au restaurant.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

le futur proche
sujet + 1 forme du verbe aller au présent + infinitif
Je vais gagner beaucoup d'argent.
Tu vas partager le gâteau?
Il/elle/on va choisir un film pour ce soir.
Nous allons réussir l'examen.
Vous allez prendre le train?
Ils/elles vont vouloir manger au restaurant.

Slide 1 - Slide

le futur simple (zullen+infinitief)
Je forme le futur avec :
le sujet + infinitif       +les terminaisons :   ai/as/a/ons/ez/ont (verbe avoir au présent)
            je  + parler           + ai ....................= je parlerai       (ik zal praten)
            tu + chanter       + as ...................=tu chanteras
il/elle/on +partir           + a   ....................=il/elle/on partira 
       nous + prendre-e + ons..................=nous prendrons
       vous + vendre  -e  +ez ....................=vous vendrez
ils/elles  + choisir          +ont .................=ils/elles choisiront (zij zullen kiezen)
Werkwoorden die op een e eindigen, vervalt de e (par exemple prendre)
Attention aux verbes irréguliers: avoir, être,vouloir, pouvoir, devoir, voir

Slide 2 - Slide


avoir = aur- 
être = ser-
faire = fer-
aller = ir-
devoir= devr-

vouloir = voudr-
pouvoir= pourr-
venir = viendr-
voir = verr-

Slide 3 - Slide

Nous viendrons
A
Wij zullen willen
B
Wij zullen moeten
C
Wij zullen komen
D
Wij zullen zien

Slide 4 - Quiz

Nous voudrons
A
Wij zullen willen
B
Wij zullen moeten
C
Wij zullen komen
D
Wij zullen zien

Slide 5 - Quiz

Nous verrons
A
Wij zullen willen
B
Wij zullen moeten
C
Wij zullen komen
D
Wij zullen zien

Slide 6 - Quiz

Nous devrons
A
Wij zullen willen
B
Wij zullen moeten
C
Wij zullen komen
D
Wij zullen zien

Slide 7 - Quiz

Je pourrai
A
Ik zal hebben
B
Ik zal zijn
C
Ik zal gaan
D
Ik zal kunnen

Slide 8 - Quiz

J'aurai
A
Ik zal hebben
B
Ik zal zijn
C
Ik zal gaan
D
Ik zal kunnen

Slide 9 - Quiz

J'irai
A
Ik zal hebben
B
Ik zal zijn
C
Ik zal gaan
D
Ik zal kunnen

Slide 10 - Quiz

Je serai
A
Ik zal hebben
B
Ik zal zijn
C
Ik zal gaan
D
Ik zal kunnen

Slide 11 - Quiz

Zijn er nog vragen?

Slide 12 - Open question