Nederlands trede 13, kijken, luisteren en schrijven

Nederlands
Kijken, luisteren en schrijven
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Nederlands
Kijken, luisteren en schrijven

Slide 1 - Slide

Welkom
Lieve leerlingen van 2Mb,

Deze les gaat over kijken, luisteren en schrijven. We gaan oefenen met fragmenten kijken en vragen beantwoorden. Ook schrijf je een hele korte tekst.

Slide 2 - Slide

Hoe was het ook alweer:
welke 5 tekstdoelen zijn er?

Slide 3 - Mind map

Sprekers/tekstdoelen
Er zijn 5 sprekers/tekstdoelen:
- informeren: je hoort feiten en geen meningen
- overtuigen: je hoort meningen
- activeren: je wordt overgehaald iets te gaan doen
- instrueren: je krijgt ergens uitleg over
- amuseren: je wordt vermaakt
Met behulp van de sprekersdoelen kun je in één zin vertellen wat de bedoeling is van de makers van een fragment.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat is hier het sprekersdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
overtuigen

Slide 6 - Quiz

Wat is de bedoeling van de makers van dit fragment?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Video

Wat is hier het sprekersdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 9 - Quiz

Wat is de bedoeling van de makers van dit fragment?

Slide 10 - Open question

Hoofd- en bijzaken
Elke tekst gaat ergens over. Het heeft een bepaald onderwerp.

Alle belangrijke informatie in de tekst over dat onderwerp noemen we hoofdzaken.

De minder belangrijke informatie noemen we bijzaken.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Wat is een hoofdzaak in het vorige fragment?
A
Op de Buienradar zien we een regengebied van Noordwest naar Zuidoost trekken.
B
Het wordt een onstuimige dag met veel wind en geregeld regen.

Slide 13 - Quiz

Wat is een bijzaak in het vorige fragment?
A
Vanuit het Noordwesten komen er nog wel opklaringen vanmiddag.
B
Er is code oranje afgegeven in het Waddengebied, Friesland en Groningen.

Slide 14 - Quiz

Je wilt aanstaande maandag naar buiten om te wandelen. Wat is dan belangrijk voor jou om te weten?

Slide 15 - Open question

Onderwerp en hoofdgedachte
Luister of kijk je naar een fragment, dan wil je natuurlijk weten waar het over gaat. Je weet vaak al vrij snel wat het onderwerp van het fragment is. Maar wat zeggen de makers over dat onderwerp?

Dat wat over het onderwerp wordt gezegd, is de hoofdgedachte: de belangrijkste informatie over het onderwerp.

Soms wordt de hoofdgedachte letterlijk genoemd, soms moet je hem zelf formuleren. 

Slide 16 - Slide

Feiten en meningen
Wat is een feit?
Een feit is een gegeven wat waar is of niet waar. Je kunt dit altijd controleren.
Je hebt fragmenten waarin alleen feiten worden verteld. 
Bijvoorbeeld: een nieuwsitem in het journaal over een grote natuurramp.


Wat is een mening?
Een mening is iets wat iemand vindt. Je kunt het met een mening eens zijn of niet.
Je kunt een mening herkennen aan:  'Ik vind ... ' of 'Ik denk ... '

Slide 17 - Slide

Even oefenen
Op de volgende slide gaan we even oefenen met feiten en meningen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Pauze
Jij bent heel goed bezig!

Neem even een korte pauze. Pak wat drinken, loop een rondje of doe een dansje.

We gaan zo weer verder!

Slide 20 - Slide

Beïnvloeden van je dromen _ kijken & luisteren

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Waarom is slapen zo belangrijk?
A
je rust lekker uit en slaapt goed
B
als je ontspannen bent, ben je overdag actiever
C
je lichaam komt tot rust en je hersenen moeten bijkomen
D
uitgeruste hersenen kunnen meer dingen onthouden

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

Wat gebeurt er in je hersenen als je slaapt?
A
je hersenen ontspannen zich
B
je hersenen selecteren alle indrukken en ruimen op wat nodig is
C
je hersenen gaan alle ervaringen en indrukken opslaan
D
je hersenen gaan de meeste heftige indrukken verwijderen

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Video

Wat kan je niet tijdens de droomslaap?
A
je kan je niet bewegen
B
je droomt helemaal niet
C
je kan het niet onthouden
D
je kan geen nachtmerrie krijgen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Wat zijn lucide dromen?
A
Een soort nachtmerries
B
Steeds weer terugkerende enge dromen
C
Een droom waarin je weet dat je droomt maar je er niets aan kan doen
D
Een soort droom waarin je weet dat je droomt én waarin jij bepaalt wat er gebeurt

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Video

In hoeveel stappen kun je leren lucide dromen te maken?
A
twee stappen
B
drie stappen
C
vier stappen
D
vijf stappen

Slide 31 - Quiz

Welke handeling hoort niet thuis in het stappenplan om lucide dromen te krijgen?
A
je houdt een droomdagboekje bij
B
je leest je droomdagboek door
C
voordat je gaat slapen, je bewust zijn van je droom
D
je maakt jezelf wakker tijdens je droom

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Video

Hoe kun je nu precies met alle tips zorgen voor een fijne droom ipv nachtmerrie?
A
Door droombewust te worden, kun jij je droom beïnvloeden en iets fijns dromen
B
Door alles op te schrijven, kun je de enge droom van je af schrijven
C
Door je droomdagboek goed te lezen, kun je nachtmerries voorkomen
D
Door tekeningen te maken, krijg je mooiere dromen

Slide 34 - Quiz

Schrijven
We gaan nu verder met schrijfvaardigheid. 

We gaan gaan het hebben over de opbouw van een tekst.

Slide 35 - Slide

Uit welke drie onderdelen bestaat een tekst? En welke info komt waar?

Slide 36 - Open question

Samenvatting
Inleiding 
In de inleiding maak je duidelijk wat het onderwerp van de tekst is.Je schrijft de inleiding op zo'n manier dat je de lezer nieuwsgierig maakt naar de rest van de tekst.  Voorbeeld: Afgelopen donderdag ben ik naar Wildlands geweest. In zal je schrijven over wat ik deze dag allemaal heb beleefd.  
Middenstuk 
Hier schrijf je over verschillende deelonderwerpen. 
  Slot 
In het slot herhaal je meestal het belangrijkste uit de tekst. Je geeft een korte samenvatting, maar je kunt ook je mening geven. Voorbeeld:  Ik vond het een zeer leerzame dag. Ik wist niet ...

Slide 37 - Slide

Als je een tekst moet schrijven, hoe pak je dat dan aan? Hoe begin je?

Slide 38 - Mind map

Schrijven
Voor je kunt beginnen, moet je eerst een plan maken voor je tekst. 

Dit kun je doen door:
1 Een schema
2 Een mindmap

Slide 39 - Slide

Schrijven
Hiernaast zie je zo'n schema. Daarin noteer je in steekwoorden wat je waar wilt vertellen in de tekst. 

Een mindmap ken je inmiddels!

Slide 40 - Slide

Schrijven
Je gaat een korte tekst schrijven over de situatie in Nederlands.

De scholen zijn dicht en je hebt nu thuis les. Daar ga je iets over vertellen. Hoe ziet jouw week er bijvoorbeeld uit? Je schrijft de tekst in stukjes. 

Begin met het maken van een plan. Maak een mindmap. De tekst bestaat uit alinea 1: inleiding, alinea 2+3: middenstuk, alinea 4: slot

Slide 41 - Slide

Maak hier je mindmap
over de situatie in Nederland

Slide 42 - Mind map

Inleiding
Schrijf nu de inleiding.

Hierin komt:
1. Waar gaat deze tekst over?
2. Wat ga je ongeveer vertellen?

Typ je inleiding op het volgende scherm.

Slide 43 - Slide

Schrijf nu de inleiding.
Maak hele zinnen en let op spelling.

Slide 44 - Open question

Middenstuk
Het middenstuk bestaat uit 2 alinea's. Hierin geef jij de belangrijkste informatite. 

Typ je middenstuk op het volgende scherm.

Slide 45 - Slide

Typ hier je middenstuk
Maak 2 alinea's

Slide 46 - Open question

Slot
Tijd om de tekst af te sluiten!

In het slot herhaal je wat je hiervoor hebt verteld. Het is dus een soort samenvatting.

Typ het slot in de volgende slide.

Slide 47 - Slide

Typ hier het slot

Slide 48 - Open question

Welke onderdelen heeft je tekst nog nodig om er een mooi geheel van de maken?

Slide 49 - Mind map

Schrijven
Er ontbreekt nu natuurlijk nog een titel. Ook zou je tussenkopjes en plaatjes kunnen gebruiken.

Slide 50 - Slide

Goed gedaan!
Lekker gewerkt hoor! 
Dat was het voor deze week! :)

Volgende week beginnen we met de eindpresentatie, waarvoor je een film gaat kijken.

Heb je nog vragen? Stuur mij een chatbericht in Hangout. 
Groetjes!

Slide 51 - Slide