VHV1 blok 5 formatieve toets

sociale media 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

sociale media 

Slide 1 - Slide

Januari 2024
lesson up over de toets van blok 5

Aan het einde van de les...
... kan je benoemen wanneer iets formeel of informeel taalgebruik is.
... kan je sprekersdoelen herkennen
...kan je leesstrategieën benoemen
...ken je de moeilijke woorden uit de les

Slide 2 - Slide

Waar moet je op letten als je een plaatje gebruikt bij een tekst?
A
Het moet felle kleuren hebben.
B
Het moet grappig zijn.
C
Het plaatje laat zien wat belangrijk is in de tekst.
D
Het plaatje is gratis op internet.

Slide 3 - Quiz

Vormgeving

Slide 4 - Mind map

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 5 - Drag question

Theorie
Formeel taalgebruik gebruik je in nette situaties.
VB: Brief naar de school, mail naar je docent, bellen naar de tandarts.

Informeel taalgebruik gebruik je bij mensen die je veel ziet en goed kent.
VB: Whatsapp met vrienden, brief naar je oma, gesprek met je ouders.

Slide 6 - Slide

Als je iemand vermaakt, is het doel...
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instructie geven
D
Amuseren

Slide 7 - Quiz

Als je iemand instructies geeft, is het doel...
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instructie geven
D
Amuseren

Slide 8 - Quiz

Als je iemand iets uitlegt, is het doel...
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instructie geven
D
Amuseren

Slide 9 - Quiz

Als je iemand wil overhalen, is het doel...
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instructie geven
D
Amuseren

Slide 10 - Quiz

Een mop vertellen.
Redenen geven om de vaatwasser niet uit te ruimen.
Uitleggen wanneer je -dt schrijft.
Vertellen hoe de Ikea-kast in elkaar moet.
Informeren
Overtuigen
Instrueren
Amuseren

Slide 11 - Drag question

Spreekdoelen
  • Informeren = iemand informatie geven
  • Overtuigen = iemand overtuigen in jouw voordeel
  • Instrueren = iemand  instructies geven
  • Amuseren = iemand vermaken

Slide 12 - Slide

Welke leesstrategieën ken je al?

Slide 13 - Open question

Als je zoekend leest,
A
zoek je gericht naar een antwoord in de tekst.
B
wil je de tekst helemaal begrijpen.
C
analyseer en beoordeel je de tekst.
D
wil je een eerste indruk krijgen over een onderwerp.

Slide 14 - Quiz

introduceren
A
begrijpen
B
betekenen
C
beoordelen
D
invoeren

Slide 15 - Quiz

representatief
A
een geheel vertegenwoordigen
B
openbare actie
C
persoonlijke vrijheid
D
niet democratisch

Slide 16 - Quiz

monitoren
A
naar verhouding
B
in de gaten houden
C
een grote hoeveelheid
D
serie of reeks

Slide 17 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 18 - Open question