Les 6 Kern

Startopdracht: leg uit wat bijwoorden zijn én noem drie verschillende bijwoorden
1 / 38
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Startopdracht: leg uit wat bijwoorden zijn én noem drie verschillende bijwoorden

Slide 1 - Open question

Bijwoorden en telwoorden mavo leerjaar 2

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Deze moet je gewoon uit je hoofd leren voor PTO

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

heeft
de trainer
de spelers
toegesproken.
Voor de wedstrijd
een voor een
bijwoordelijke bepaling
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Drag question

Wat is het bijwoord in de zin:

Hier heb ik het gevonden!
A
Hier
B
heb
C
ik
D
het

Slide 11 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling:
Met deze auto wil ik rijden.
A
ik
B
wil rijden
C
auto
D
met deze auto

Slide 12 - Quiz

Drieënhalf
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 13 - Quiz

Verschillende
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 14 - Quiz

Een bijwoord kan iets over een een ander bijwoord zeggen.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat is het bijwoord?
De auto staat hier geparkeerd
A
de
B
hier
C
auto
D
geparkeerd

Slide 16 - Quiz

Wat is het bijwoord?
Je landt zacht op de mat.
A
landt
B
zacht
C
op
D
mat

Slide 17 - Quiz

Sleep het bijwoord uit de zin. 
bijwoord
Ze 
komt
vrolijk
naar
het
feest.

Slide 18 - Drag question

Zoek het bijwoord:
Gisteren had ik een feestje.
A
gisteren
B
had
C
een
D
feestje

Slide 19 - Quiz

Wat is het bijwoord?
Het motief is nog onduidelijk.
A
het
B
motief
C
nog
D
onduidelijk

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een bijwoord van frequentie?
A
Hoe?
B
Waarom?
C
Daar
D
Soms

Slide 21 - Quiz

welk telwoord is:

eerste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord
C

Slide 22 - Quiz

Wat is 'drie' voor soort telwoord?
A
Hoofdtelwoord
B
Rangtelwoord

Slide 23 - Quiz

Hoofdtelwoord
Rangtelwoord
2014
weinig
alle
verschillende
hoeveelste
zoveelste
vijfde
meeste

Slide 24 - Drag question

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
bijwoord
Donker
rode
auto

Slide 25 - Drag question

Sleep de bijwoorden uit de zin. 
bijwoord
Hij 
krijgt
natuurlijk
altijd
de
schuld. 

Slide 26 - Drag question

Sleep de twee bijwoorden uit de zin. 
bijwoord
Hij 
krijgt
natuurlijk
altijd
de
schuld. 

Slide 27 - Drag question

Welk soort woord is..?

dertigste
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 28 - Quiz

Sven is twaalf jaar geworden.
Hij werd eerste bij de turnwedstrijden.
Vorig jaar was hij laatste.
Rick woont op de bovenste verdieping van deze flat. 
Enkele vriendjes vinden dat wel erg hoog. 
Op tien september wordt Joy acht jaar.
Ze won de eerste prijs met hardlopen.
Over het parcours deed ze twintig minuten.

Hoofdtelwoord
Rangtelwoord
twaalf
eerste
laatste
bovenste
enkele
tien - acht
eerste
twintig

Slide 29 - Drag question

De laatste kwam na zevenentwintig minuten aan.
Er deden vijftien kinderen mee.
Er vlogen tien vogels door de lucht.
De derde vogel was een eend.
Mijn oom heeft twee keer zijn arm gebroken.
Vorig jaar was de laatste keer.
Marjan had veel fouten in haar sommen.
Ik heb je nu al voor de vierde keer gewaarschuwd. 
Hoofdtelwoord
Rangtelwoord
laatste
twee
laatste
vijftien
veel
zevenentwintig
tien
derde
vierde

Slide 30 - Drag question

Welk telwoord is:

laatste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 31 - Quiz

Veel leerlingen hebben voor de toets grammatica een voldoende gehaald. Wat is 'veel'
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 32 - Quiz

Het 6e lesuur zij wij vrij.
Wat is '6e'?
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 33 - Quiz

Vandaag is mijn vader jarig. Hij is vijftig jaar geworden.
Wat is 'vijftig'?
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 34 - Quiz

Een bijwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quiz

Ik heb slechts één auto in bezit.
A
rangtelwoord
B
hoofdtelwoord

Slide 36 - Quiz

Hij is een bijzonder aardige jongen
Bijwoord?
A
Hij
B
bijzonder
C
aardige
D
jongen

Slide 37 - Quiz

Welk telwoord is:

Honderdste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 38 - Quiz