Leçon 21 septembre

Programme
- Introduction Candide
- La grammaire
- Le vocabulaire
- Keuzewerktijd

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Programme
- Introduction Candide
- La grammaire
- Le vocabulaire
- Keuzewerktijd

Slide 1 - Slide

Kenmerken Verlichting

Slide 2 - Mind map

Le siècle des Lumières 
  • de  'Verlichting' begint in 1715 met de dood van Louis XIV
  •  De Verlichting staat voor de 'rede'. 
  • Literatuur had tijdens Classicisme de functie om het imago van de koning te promoten, nu wordt literatuur gebruikt om revolutionaire ideeën te uiten. 
  • Filosofen/schrijvers streven naar: vrijheid van meningsuiting, tolerantie en gelijkheid. 
  •  Wetenschappen nemen grote vlucht

Slide 3 - Slide

Le siècle des Lumières 
- Littérature: denkbeelden van schrijvers ziet de koning als bedreiging voor zijn macht. Werken mogen alleen uitgebracht worden met een zegel van de koning. Literatuur wordt door schrijvers gebruikt om mensen op te voeden en te onderwijzen. Fictie / non fictie, briefroman, reisverhalen, filosofisch sprookje, Encyclopédie 
- La Révolution française: grote armoede, financiële problemen --> bestormen van de Bastille. De Bastille was het symbool van macht van de koning. 
- Louis XVI & Marie Antoinette --> guillotine. 
- Liberté, égalité, fraternité 

Slide 4 - Slide

Les auteurs
- Montesquieu
- Voltaire
- Diderot
- Rousseau

Slide 5 - Slide

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'aller' in de goede volgorde.
aller
va
allons
vas
allez
vont
vais

Slide 6 - Drag question

Vul de juiste vorm in:
Je (aller, passé composé) ____________

Slide 7 - Open question

Vul de juiste vorm in:
Ils (aller, passé composé) ____________

Slide 8 - Open question

Kim ____ _______ au cinéma (aller - passé composé)

Slide 9 - Open question

 pouvoir

kunnen
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
                       peux
                  pouvez
                        peut
                       peux
                 peuvent
                pouvons

Slide 10 - Drag question

Je (pouvoir, passé composé)

Slide 11 - Open question

doen/maken = faire
Présent
je fais
tu fais
il/elle/on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font
doen/maken = faire
Passé composé
j'ai fait
tu as fait
il/elle/on a fait
nous avons fait
vous avez fait
ils/elles ont fait

Slide 12 - Slide

Ils .... (faire, présent)

Slide 13 - Open question

vous (faire, présent)

Slide 14 - Open question



Le verbe: FAIRE + sport

Slide 15 - Slide

Welke sport doe jij/vind je leuk? Gebruik de constructie faire + sport

Slide 16 - Open question

Idioom: chapitre 1-4 NF

Slide 17 - Slide

Traduis en français
1. De woonplaats, verblijfplaats
2. De geboortedatum
3. Uitleggen
4. Het cijfer
5. De lunch
6. Een biertje
7. ongerust

Slide 18 - Slide

Réponses
1. le domicile
2. la date de naissance
3. expliquer
4. la note
5. le déjeuner
6. un demi
7. inquiet, inquiète

Slide 19 - Slide

Keuzewerktijd
- Schrijfopdracht afmaken
Daarna:
- opdracht 5/lezen in Candide
- Grammatica leren/oefenen (syllabus)
- Idioom leren

Slide 20 - Slide

Les devoirs
Exercice 5 (document)
Idioom chapitre 1-5
avoir lu Candide chapitre 1

Slide 21 - Slide