This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
H1 Kun jij kopen wat je wilt?
Slide 1 - Slide
Wat zijn basisbehoeften?
A
Brood
B
Water
C
een huis
D
A, B en C zijn goed
Slide 2 - Quiz
Om in je behoeften te kunnen voorzien heb je middelen nodig. Welke middelen zijn er?
A
Geld en ruimte
B
Ruimte en tijd
C
Tijd en gezondheid
D
Geld en tijd
Slide 3 - Quiz
Wat is prioriteiten stellen?
A
De belangrijkste zaken boven aan je wensenlijst zetten
B
Wachten tot het morgen wordt
C
Al je geld opsparen voor later
D
Werken voor je geld
Slide 4 - Quiz
Je inkomen is €950 per maand. Je geeft 14% uit aan basisbehoeften. Hoeveel geld geef je uit aan basisbehoeften?
Slide 5 - Open question
Als een winkelverkoper jouw koopgedrag probeert te beïnvloeden, spreken we van sociale beïnvloeding.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Commerciële beïnvloeding is de invloed van reclame en verkopers op je koopgedrag
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Wat is marketingmix?
A
Reclame maken
B
Prijs, product, plaats, presentatie, personeel en promotie
C
Prijs, plaats, product, pakket, promotie en personeel
Slide 8 - Quiz
Twee vriendinnen, Lindy en Manon, gaan naar een mbo-vervolgopleiding. Ze bezoeken een aantal open dagen. De scholen presenteren zich daar heel professioneel. Mbo-scholen gebruiken meerdere instrumenten van de marketingmix om nieuwe leerlingen te werven.
Hieronder staan verschillende instrumenten van de marketingmix met daarboven verschillende uitwerkingen. Sleep het juiste marketing instrument naar de juist uitwerking
De school is actief op Facebook, Twitter en Instagram
De school biedt veel opleidingen op verschillende niveau's
Alle docenten zijn aanwezig tijdens de open dag
De school is makkelijk bereikbaar met openbaar vervoer
personeels
beleid
plaatsbeleid
Product
beleid
Promotie
beleid
Slide 9 - Drag question
Wat is het doel van commerciële reclame?
A
meer verkopen
B
gedrag veranderen
C
minder verkopen
D
oplossing zoeken
Slide 10 - Quiz
Als je een percentage wilt berekenen gebruik je de formule:
A
percentage : 100 x totaal
B
deel : geheel x 100
Slide 11 - Quiz
Wat is het Nibud??
A
Nationaal instituut voor budgetvoorlichting
B
Nederlands instituut voor buddy's
Slide 12 - Quiz
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Uitgaven die je met regelmaat moet betalen
Uitgaven die je niet vaak en niet met regelmaat doet
Dagelijkse uitgaven
Slide 13 - Drag question
Welke 3 soorten inkomens zijn er?
A
Inkomen uit werk, overdracht en overheid
B
Inkomen uit arbeid, zakgeld en uitkering
C
Inkomen uit arbeid, rente en overdracht
D
Inkomen uit arbeid, bezit en overdracht
Slide 14 - Quiz
De koopkracht blijft gelijk.
De koopkracht neemt af.
De koopkracht neemt toe.
Het inkomen blijft gelijk, terwijl de prijzen stijgen.
Het inkomen stijgt met een hoger percentage dan de prijzen.
Het inkomen daalt met een lager percentage dan de prijzen dalen.
Het inkomen stijgt met hetzelfde percentage als dat waarmee de prijzen stijgen.