Schakelingen 9.4 Elektronische schakelingen K4 les 5

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

H9: Schakelingen
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Kader 4!
Ga zitten en start met:

Maak opdracht 11 en 12 van 9.2

START IN: 




Jas over je stoel
timer
5:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

H9: Schakelingen 
  • § Introductie voorkennis

  •           § 9.1 Weerstanden
  •           § 9.2 LDR en NTC
  •           § 9.3 Schakelen met een relais 
  •           § 9.4 Elektronische schakelingen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma
  1. Nova digitale boek koppelen
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Zelfstandig aan de slag
  6. Nabespreking
  7. Afsluiting 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Schakelingen H9
Nova code:

klascode 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Huiswerkcontrole

Huiswerk:
1. Maak thuis de opdrachten af van 9.3 schakelen met een relais, opdracht 1 t/m 6. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Terugblik 
  1. Je kunt de onderdelen beschrijven waaruit een elektromagneet is opgebouwd.
  2. Je kunt uitleggen hoe een elektromagneet een stroomkring kan inschakelen.
  3. Je kunt met symbolen tekenen hoe je een relais in een schakeling opneemt.
  4. Je kunt toelichten hoe een relais wordt toegepast in een automatische schakeling.
  5. Je kunt uitleggen hoe je een reedcontact in een schakeling als sensor gebruikt.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemt men het volgende symbool:

A
Voltmeter
B
LDR
C
Schakelaar
D
Spanningsmeter

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Een deurbelbeveiliging wordt met een
reedcontact op de deurpost gemaakt.
Als de deur opengaat, beweegt
de magneet van het reedcontact af.
a. Het reedcontact staat hierdoor in de
A
AAN-stand
B
UIT-stand

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Een deurbelbeveiliging wordt met een
reedcontact op de deurpost gemaakt.
Als de deur opengaat, beweegt
de magneet van het reedcontact af.
b. De stroom door de basis neemt daardoor
A
toe
B
af

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen 9.4: Elektronische schakelingen
  1. Je kunt overeenkomsten en verschillen tussen een transistor en een relais benoemen.
  2. Je kunt uitleggen wanneer een transistor schakelt van UIT naar AAN (en andersom).
  3. Je kunt schakelingen tekenen waarin een transistor als schakelaar wordt gebruikt.
  4. Je kunt toelichten hoe een schakeling met een transistor als schakelaar werkt.
  5. Je kunt beschrijven hoe je elektrische energie in een condensator kunt opslaan.
  6. Je kunt toelichten hoe een condensator in een schakeling wordt toegepast.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Transistor
Een transistor is net als de diode en de led een halfgeleider. 
Een transistor kun je gebruiken als automatische schakelaar, net als een relais.

 Een transistor heeft verschillende voordelen:
• Een transistor is kleiner dan een relais.
• Een transistor is goedkoper dan een relais.
• Een transistor verbruikt minder elektrische energie dan een relais.


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Transistor
Transistor heeft 3 aansluitpunten:
Basis
Collector
Emitter

Door een transistor kunnen twee stromen lopen:
• van de basis naar de emitter,
• van de collector naar de emitter.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Transistor



De stroom door de basis bepaalt of de transistor uit- of aanstaat.
De transistor staat in de UIT-stand als de stroom door de basis nul of bijna nul is. Er kan dan ook geen stroom lopen van de collector naar de emitter (afbeelding).

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Transistor



De transistor staat in de AAN-stand als er een kleine stroom door de basis loopt. Er kan dan een veel grotere stroom lopen van de collector naar de emitter (afbeelding). Zo kun je een apparaat aanzetten dat je op de collector hebt aangesloten.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Transistor

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Schakelen met een transistor
  • In het bovenste plaatje is het inbraakalarm (het slingerende lijntje) heel. Omdat er tussen A en B een weerstand zit, gaat hier geen stroom heen. Het is makkelijker om door het alarm te stromen.
  • In het onderste plaatje is het inbraakalarm verbroken (bijvoorbeeld een raam kapot gemaakt. Hierdoor gaat de stroom van A naar B en dan naar E. Nu kan er ook stroom van C naar E en zal er een zoemer afgaan.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De automatische straatlantaarn

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

De ventilatorschakeling
Condensator                                                          Symbool
Schakelonderdeel waarin snel een kleine hoeveelheid elektrische energie kan worden opgeslagen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Een schakeling met condensator
Als je de schakelaar
sluit laadt de condensator op. Als je hem opent blijft de lamp branden op de stroom van de condensator.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Ventilatorschakeling

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Veiligheidsregels
  1. Luister naar je leraar en doe wat je leraar zegt.
  2. Niet duwen, trekken of rennen in het lokaal.
  3. Niet eten of drinken in het lokaal.
  4. Leg geen tas of andere spullen waar mensen moeten lopen.
  5. Draag een veiligheidsbril als dat nodig is.
  6. Bind lang haar in een staart als je met vuur werkt.
  7. Werk altijd voorzichtig, vooral met scheikundige stoffen.
  8. Ruik alleen voorzichtig aan onbekende stoffen.
  9. Proef nooit van stoffen.
Als er iets fout gaat, dan moet je meteen je leraar waarschuwen!!!!!

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Veiligheidsmiddelen
Bij practicum moet je weten waar de veiligheidsmiddelen voor dienen.
  1. De brandblusser, hiermee blus je een beginnende brand;
  2. De branddeken, hier kun je iemand in wikkelen als zijn kleding in brand staat 
  3. De oogdouche of oogwasfles, hiermee spoel je je ogen schoon als je er bijtende stof in hebt gekregen;
  4. De nooddouche, hier kun je onder gaan staan als je een bijtende stof over je heen hebt gekregen;
  5. De nooddeur, een deur die bestemd is om het lokaal te ontvluchten;
  6. De noodstop, een rood met gele knop die het gas en de elektriciteit afsluit als je hem indrukt.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Aan de slag!

Maak Opdracht:  
1 t/m 4 en 8 t/m 12 van paragraaf 9.4

Je mag samenwerken!
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
10:00

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Nabespreken 
Antwoorden opdrachten

Slide 28 - Slide

Wetenschap is het opdoen van kennis en deze toepassen.
Natuurwetenschappers kijken naar de natuurlijke wereld, en nemen verschijnselen waar. En proberen die te verklaren en te voorspellen.
Ze doen ONDERZOEK en ontdekken zo nieuwe dingen over de natuur om ons heen.
Techniek wordt gebruikt om die kennis in uitvindingen toe te passen

Verschil Natuurkunde en Scheikunde: tijdelijk en blijvende veranderingen: Je kan het niet meer terug krijgen in de oude staat.
Eigenlijk IS scheikunde ook natuurkunde, maar dan specifiek gericht op stoffen en hoe die met elkaar reageren DUS een blijvende verandering


Welke vraag vond je makkelijk?

Slide 29 - Mind map

This item has no instructions

Welke vraag vond je lastig?
Dan gaan we die nabespreken

Slide 30 - Mind map

This item has no instructions

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 31 - Mind map

This item has no instructions

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 32 - Mind map

This item has no instructions

Afsluiting: we weten....
  1. Je kunt overeenkomsten en verschillen tussen een transistor en een relais benoemen.
  2. Je kunt uitleggen wanneer een transistor schakelt van UIT naar AAN (en andersom).
  3. Je kunt schakelingen tekenen waarin een transistor als schakelaar wordt gebruikt.
  4. Je kunt toelichten hoe een schakeling met een transistor als schakelaar werkt.
  5. Je kunt beschrijven hoe je elektrische energie in een condensator kunt opslaan.
  6. Je kunt toelichten hoe een condensator in een schakeling wordt

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Ik snap de leerdoelen:
Je kunt overeenkomsten en verschillen tussen een transistor en een relais benoemen.
Je kunt uitleggen wanneer een transistor schakelt van UIT naar AAN (en andersom).
Je kunt schakelingen tekenen waarin een transistor als schakelaar wordt gebruikt.
Je kunt toelichten hoe een schakeling met een transistor als schakelaar werkt.
Je kunt beschrijven hoe je elektrische energie in een condensator kunt opslaan.
Je kunt toelichten hoe een condensator in een schakeling wordt
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:
1. Maak thuis de opdrachten af van 9.4 Elektronische schakelingen, opdracht 1 t/m 4 en 8 t/m 12. 

Dank voor jullie aandacht!

Slide 35 - Slide

This item has no instructions