Voortplanting en seksualiteit_25 5

THEMA 5
Relaties en seksualiteit
basisstof 5.4
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

THEMA 5
Relaties en seksualiteit
basisstof 5.4

Slide 1 - Slide

In deze les
SO basisstof 1 t/m 3
Basisstof 5.4 Zwangerschap deel 2 instructie
Zelf aan de slag!

Afronden 

Slide 2 - Slide

Vagina
Blaas
Eileider
Baarmoeder
Eierstok

Slide 3 - Drag question

Leerdoel 3: Menstruatiecyclus
Innesteling
Ovulatie
Menstruatie

Slide 4 - Drag question

Welk onderdeel is:
Zaadleider
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 5 - Quiz

Wat is een andere naam voor eisprong?

Slide 6 - Open question

Waar in het vrouwelijke voortplantingsstelsel vindt de bevruchting plaats?

Slide 7 - Open question

THEMA 5
Zwanger worden
basisstof 5.4
bladzijde 38

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Basisstof 5.4

Slide 13 - Slide

Voortplanting
Als een zaadcel van de man een eicel van de vrouw bevrucht, dan kan de vrouw zwanger worden. Dit gebeurt tijdens geslachtsgemeenschap.

Partners willen vaak ook geslachtsgemeenschap hebben zonder dat ze nageslacht willen krijgen. Hiervoor gebruiken ze dan voorbehoedsmiddelen.

Slide 14 - Slide

Bevruchting 
De bevruchting vindt in de eileider plaats

Bij de bevruchting versmelt de kern van de zaadcel met de kern van de eicel.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Innesteling
De eicel wordt bevrucht in de eileider, zie je in de afbeelding hiernaast. 

Daarna begint de bevruchte eicel zich te delen en wordt vervoerd naar de baarmoeder. 

Aan de binnenkant van de baarmoeder zit het baarmoederslijmvlies, waar het klompje cellen zich in vastzet

Dit noem je innesteling.

Slide 17 - Slide

Overtijd
Wanneer een vrouw zwanger is wordt ze niet meer ongesteld. 
Na de eerste dag waarop de menstruatie zou moeten plaatsvinden is ze overtijd.

Als je overtijd bent kun je bij de drogist een zwangerschapstest halen of bij de huisarts laten onderzoeken of je zwanger bent.

Slide 18 - Slide

Embryo (8 weken)
  • Het embryo is met de navelstreng  verbonden aan de placenta (moederkoek)

  • De embryo eet wat jij eet

  • Vruchtvliezen en vruchtwater beschermen het embryo

  • Na 8 weken noem je het ongeboren kindje een Foetus

Slide 19 - Slide

6 weken                   8 weken               12 weken
20 weken
Vruchtvliezen met daarin vruchtwater

Slide 20 - Slide

Controle
verloskundige: Een verloskundige controleert of de zwangerschap goed gaat en helpt bij de bevalling.
         
gynaecoloog: Een gynaecoloog is een specialist voor vrouwen. Hij of zij helpt bij
moeilijke  zwangerschappen.

Slide 21 - Slide

Sommige aandoeningen kunnen tijdens de zwangerschap al ontdekt worden. De arts maakt dan gebruik van een prenataal onderzoek. 

Slide 22 - Slide

Erfelijk of aangeboren
Erfelijke ziekte of handicap
erf  je van je ouders



Aangeboren ziekte of handicap: 
Is niet erfelijk, maar wel vanaf de geboorte aanwezig

Slide 23 - Slide

Tweelingen
een-eiig: na bevruchting van de eicel splitst deze in 2 klompjes
twee-eiig: 2 apart bevruchte eicellen 
= genetisch hetzelfde 

= niet hetzelfde 

Slide 24 - Slide

Wat ga je doen?
Basisstof 5.4
Vanaf bladzijde 44

Maak opdracht 7 t/m 10+
+ Samenhang maken op bladzijde 48/49 (opdracht 11)

Slide 25 - Slide

Afronden
1. Noem twee verschillen tussen eicellen en zaadcellen

2. Waar in het vrouwelijke voortplantingsstelsel vindt de bevruchting plaats?

3. Leg uit wat innesteling is.

4. Hoe noem je een ongeboren kindje de eerste 8 weken en hoe noem je deze later?

5. Benoem twee functies van vruchtwater en vruchtvliezen rondom het ongeboren kindje

Slide 26 - Slide