M1 Tekstverbanden - herhaling 2kgt


Signaalwoorden..
A
Verwijzen naar iets in de tekst.
B
Geven aan dat iets van iemand is.
C
Geven een eigenschap aan.
D
Geven een verband aan in de tekst.
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Signaalwoorden..
A
Verwijzen naar iets in de tekst.
B
Geven aan dat iets van iemand is.
C
Geven een eigenschap aan.
D
Geven een verband aan in de tekst.

Slide 1 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsommend tekstverband?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Tegenover
D
Denk aan

Slide 2 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijdsvolgorde'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 3 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstellend tekstverband?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Hoewel
D
Denk aan

Slide 4 - Quiz


Zoek tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Tijdsvolgorde
D
Concluderend

Slide 5 - Quiz

Een tegenstellend verband geeft een tijdsvolgorde aan
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

'Vervolgens' is een signaalwoord, horend bij een tekstverband "tijdsvolgorde".
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord?
DAARNA
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Tijdsvolgorde
D
Concluderend

Slide 8 - Quiz

Het signaalwoord 'daarnaast' kan zowel een opsommend als tijdsvolgordetekstverband zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband "opsommend"?
A
Ook
B
Alles bij elkaar
C
Al met al
D
Zoals

Slide 10 - Quiz

Wat is het signaalwoord voor het tegenstellend tekstverband in deze zin?
"Sophie shopt het liefst elke dag, maar ze heeft er geen geld voor."
A
Sophie
B
ze
C
geen
D
maar

Slide 11 - Quiz

Welk tekstverband vind je in deze zin?
"Youri ging naar school, maar was eigenlijk verkouden."
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Oorzaak-gevolg
D
Conclusie

Slide 12 - Quiz

Wat is het signaalwoord voor het tegenstellend tekstverband in deze zin?
'Een zonsverduistering is mogelijk. Het is echter heel zeldzaam.'
A
mogelijk
B
is
C
echter
D
zeldzaam

Slide 13 - Quiz

Wat is het signaalwoord voor het opsommend tekstverband in deze zin?
'Amsterdam is ook een mooie stad!'
A
is
B
ook
C
en
D
stad

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband geeft dit signaalwoord aan?
TOCH
A
Tegenstellend
B
Opsommend

Slide 15 - Quiz

Welk tekstverband geeft dit signaalwoord aan?
DAARNAAST
A
Tegenstellend
B
Opsommend

Slide 16 - Quiz

Welke 2 signaalwoorden horen bij een opsommend tekstverband?
A
Dus, echter
B
En, daarnaast
C
Als, voordat
D
Verder, samengevat

Slide 17 - Quiz

Welk tekstverband geeft dit signaalwoord aan?
DAARENTEGEN
A
Tegenstellend
B
Opsommend

Slide 18 - Quiz