1VMBO - Le pronom possessif (het bezittelijk voornaamwoord)

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Le plan: le pronom possessif

Le plan:

- Le pronom possessif

Leerdoelen: 

- aan het einde van de les herken ik het bezittelijk voornaamwoord in een Franse zin

- aan het einde van de les kan ik een zin maken met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans

Voorbeeld bezittelijk
vnw. in het Nederlands

Hoe herken je een mannelijk of vrouwelijk woord?

Een woord dat eindigt op -e meestal vrouwelijk is, behalve woorden op -age, -aire, -asme en -isme. 

Een woord dat niet eindigt op -e is meestal mannelijk, behalve -aison, -tion en -sion

Hoe weet je of een
woord m/v/mv is?

Tijd voor een filmpje!

Kijk goed mee naar het volgende filmpje! 

Hier wordt een uitleg gegeven over het bezittelijke voornaamwoord! 

Uitleg bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 

De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  

BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Uitleg bezittelijk voornaamwoord

Let op: als het znw vrouwelijk is en begint met een klinker/ stomme h, gebruik dan de mannelijk vorm (mon,ton,son)

BV: Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie 

                                                               DUS NIET: ma amie s'appelle Marie 

Voorbeeld bezittelijk vnw.
in het Frans?

mijn school (m)

1. ma collège
2. mes collège
3. mon collège
4. tes collège

jouw spullen (mv)

1. ton affaires
2. tes affaires
3. ta affaires
4. mes affaires

zijn kamer (v)

1. ses chambre
2. son chambre
3. ton chambre
4. sa chambre

haar toekomst

1. ses avenir
2. son avenir
3. notre avenir
4. leur avenir

onze klas

1. vos classe
2. notre classe
3. leurs classe
4. nos classe

hun etui

1. leur trousse
2. vos trousse
3. leurs trousse
4. mon trousse

mijn vriendin

1. ma amie
2. mon amie
3. mes amies
4. mes amis

livres

sac à dos

trousse

mon

mes 

ta

secret

profs

récré

ma

leurs

son

C'est un tableau. C'est ______ (mijn) tableau.

Là-bas, il y a la chambre de mes parents. C'est ______ (hun) chambre.

Au travail !

Wat?: maken ex. 30 t/m 33

Hoe?: eerste 5 min. zelfstandig
Hulpmiddel?: LessonUp presentatie + Naslag (online lesmateriaal)

Hoelang?: 20 minuten

Klaar?: slimstampen grammaire H

http://www.viviennestringa.com/medias/files/bezvnw22.htm 

http://www.viviennestringa.com/medias/files/bezvnwmontonsonleur.htm 

Voor de volgende les:

1. Leer je de grammatica uit te hoofd!

2. Maak je de opdrachten 30 t/m 33 af

3. Leer je de woordjes van E,F en de zinnen van  G.

Laatste moment om vragen te stellen. 

Toets: donderdag 16 februari + leestoets H3

Oefenen! 

Opdrachten 30 t/m 33

Leren voor de toets: (E, F, G, H)

klaar? Oefen met de volgende links:

http://www.viviennestringa.com/medias/files/bezvnw22.htm 

http://www.viviennestringa.com/medias/files/bezvnwmontonsonleur.htm