Paragraaf 2.7 De vorming van gebergten

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

2.7 De vorming van gebergten

H2 Endogene en exogene processen

Domein Aarde

H5

Waar ontstaan bergen?

Soorten gebergten

1. plooiingsgebergten: convergente plaatgrens

2. breukgebergte: divergente plaatgrens

Plooiingsgeberte bij convergente plaatgrens

Convergeren: naar elkaar toe bewegen

1. Twee continentale platen

2. Een continentale plaat + een oceanische plaat

3. Twee oceanische platen

Welk verschil is er tussen het botsen van een continentale met een oceanische plaat en het botsen van twee continentale platen?

geen subductie

wel subductie

Convergeren van 2 oceanische platen --> subductie

Plooiingsgebergte: druk 

Plooiing (buiging) vindt diep in de aardkorst plaats.

Druk -> warmer -> gesteente wordt plastisch -> opheffing -> plooiingsgebergte

Breukgebergte bij divergente plaatgrens

Breukgebergten

Breukgebergten ontstaan waar twee continentale platen uiteen drijven. Een

deel van het gebied langs de breuk komt omhoog (horst) of zakt weg (slenk).

Breukgebergte: rek

Aardplaat beweegt twee kanten op. 

Plaat scheurt/breekt.

Deel zakt weg -> Slenk

Hoge rand -> Horst

Begrippen die horen bij rek in de aardkorst

Begrippen die NIET horen bij rek in de aardkorst

Horst

Alpen

Oost-Afrika

Himalaya

Slenk

Subductiezone

Breuken

Plooiing

Divergeren

Convergeren

Wat is het verschil in samenstelling tussen de zeebodem en de oceaanbodem?

Door opheffing en plooiing kan het sediment(gesteente) hoog in het gebergte terechtkomen. Hoe kun je dit sediment(gesteente) herkennen?

Bij slenken in Oost-Afrika komen veel vulkanen voor. Beredeneer welk type vulkaan hier voorkomt

Maak de juiste combinatie

Breukgebergte

Plooiingsgebergte

Convergente plaatgrens

Divergente plaatgrens

Bij convergente plaatgrenzen wordt de aardkorst ingekort

1. Waar
2. Niet waar

Bij de vorming van horsten en slenken wordt de aardkorst ingekort

1. Waar
2. Niet waar

Divergente plaatgrenzen liggen altijd op de oceaanbodem

1. Waar
2. Niet waar

Door gesteenteplooiing wordt de aardkorst ingekort

1. Waar
2. Niet waar

Plooiingsgebergten ontstaan alleen bij convergente plaatgrenzen

1. Waar
2. Niet waar

Vulkanen komen alleen voor bij convergente plaatgrenzen

1. Waar
2. Niet waar