H4 - TH4 evolutie - BS4

Thema 4
BS4 
De evolutietheorie
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 4
BS4 
De evolutietheorie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen BS4
Na deze BS kun je: 
  • uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
  • uitleggen wat creationisme is.
  • de begrippen natuurlijke selectie en genetische variatie toepassen om de evolutie uit te leggen. 
  • het misconcept weerleggen dat de nek van een giraf steeds langer wordt door gebruik. 

Slide 2 - Slide

Begrippen BS4
evolutie
neodarwinistische evolutietheorie - neodarwinisme
creationisme
natuurlijke selectie - survival of the fittest 
genetische variatie - mutaties
overlevingskans - selectiedruk
fitness - adaptatie 

Slide 3 - Slide

Nadenkertje voor vandaag:

Er zijn alleen harde noten en zaden:
Welke vink overleefd beter?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat viel jullie op in het filmpje over de lange nek?

Slide 6 - Open question

1744-1829

1809-1882

Slide 7 - Slide

Hoe komen giraffen niet aan hun lange nek?
A
Door steeds uit te rekken wordt de nek steeds langer. Dit wordt doorgegeven aan de nakomelingen.
B
Doordat de voorouders een selectievoordeel hadden van de lange nek werd dit gen doorgegeven.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Evolutie 
Van Dale woordenboek: 

Slide 11 - Slide

EVOLUTIE
Veranderingen in genfrequenties / genenpool / erfelijke eigenschappen in de tijd/over generaties

Slide 12 - Slide

Oorzaak voor evolutie 1: 
(natuurlijke) selectie

Slide 13 - Slide

Andere oorzaken van evolutie
  1. natuurlijke selectie
  2. gene flow  (BS7)
  3. seksuele selectie (non-random mating) (BS6)
  4. kunstmatige selectie / geografische isolatie (BS7)
  5. founder effect  (BS7)
  6. bottleneck effect (BS6)
  7. genetic drift (BS6)

Slide 14 - Slide

Misconcepten.... 

Slide 15 - Slide

soorten evolutie 
divergente: 2 eigenschappen veranderen van elkaar
-> hagedis en hazelworm -> verlies van pootjes
convergente: 2 eigenschappen ontstaan los van elkaar
-> hagedis en slang  -> verlies van pootjes

Slide 16 - Slide

soorten evolutie

Slide 17 - Slide

divergente evolutie 

Slide 18 - Slide

convergente evolutie 
2 eigenschappen 
ontstaan los van
elkaar

Slide 19 - Slide

Welke is het minst verwant aan de anderen?
A) wilde mosterd (Cleome viscosa)
B) courgette (Cucurbita pepo)
C) broccoli (Brassica oleracea var. italica)
D) spruiten (Brassica oleracea var. gemnifera)
A
B
C
D

Slide 20 - Quiz

selectie op specifieke eigenschappen

Slide 21 - Slide

Individuen ondergaan evolutie

A
True
B
False

Slide 22 - Quiz

gescheiden creatiemodel
polyfyliemodel
evolutiemodel

Slide 23 - Drag question

evolutie volgens Charles Darwin
Pijlers van het Darwinisme
  • Er is variatie binnen de populatie / elk individu in de populatie is anders dan anderen
  • Er is te weinig draagkracht voor elk individu in de populatie (struggle for life)
  • Sommige individuen hebben een selectievoordeel ten opzichte van anderen 
  • Individuen met selectievoordeel hebben een grotere voortplantingskans en daardoor een grotere overlevingskans
  • Door onderlinge voortplanting van individuen met selectievoordeel neemt frequentie van eigenschap in populatie toe.

Neo-Darwinisme: de variatie binnen een populatie heeft een genetische oorzaak: mutaties

Slide 24 - Slide

BS4: Het juiste antwoord op een 'Darwinvraag'. Deze vier elementen zitten ALTIJD in je antwoord!!!
Een 'Darwinantwoord' bestaat altijd uit de volgende elementen
  • Benoem letterlijk: "Er is sprake van genetische diversiteit in de populatie" 
  • Beschrijf op welke wijze de omgeving selectiedruk uitoefent op de populatie
  • Beschrijf welk selectievoordeel sommige individuen (dan) hebben
  • Benoem letterlijk: "Door onderlinge voorplanting wordt de gunstige eigenschap doorgegeven aan het nageslacht"

Gebruik nooit: "het organisme heeft zich aangepast" Dit is echt FOUT!

Sleutelwoorden in een Darwinantwoord: genetische variatie, selectiedruk, selectievoordeel, onderlinge voortplanting

Slide 25 - Slide

Een 'Darwinvraag' beantwoorden
timer
5:00

Slide 26 - Slide

Stap 1
Benoem het uitgangspunt dat er in de muizenpopulatie sprake is van genetische variatie

Door mutaties is er variatie ontstaan in de vachtkleur van de muizen

Slide 27 - Slide

Stap 2
Benoem: WIE hebben er WELK selectievoordeel? Dit haal je altijd uit de context van de vraag:

De muizen met een donkere vacht hebben een selectievoordeel omdat zij hierdoor minder gezien worden door hun predator.

Slide 28 - Slide

Stap 3
Benoem dat individuen met selectievoordeel vaker ONDERLING voortplanten (hogere fitness)

De muizen met de donkere vacht zullen dus vaker overleven en als gevolg daarvan vaker onderling voortplanten.

Slide 29 - Slide

Stap 4
Benoem de genfrequentieverschuiving die dit tot gevolg heeft

Het allel voor donkere vachtkleur zal vaker worden doorgegeven en daardoor zal het aantal donkere muizen in de volgende generaties toenemen. 

Slide 30 - Slide

Huiswerk BS4 
opdrachten bij BS 4: 
39-47




Slide 31 - Slide

Voor welke dilemma's heeft Charles Darwin gestaan?

Slide 32 - Open question

Zijn er vragen?? 
Nadenkertje:

Er zijn alleen harde noten en zaden:
Welke vink overleefd?

Slide 33 - Slide

Zijn er vragen?? 
Nadenkertje:

Er zijn alleen harde noten en zaden:
Welke vink overleefd?

Slide 34 - Slide