In een verzorgingsstaat: I. nemen werkgeversorganisaties en vakbonden veel taken van de overheid over. II. gaat het om collectieve belangen. III. is de solidariteitsgedachte het fundament.
A
Alleen II is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist
D
Alle antwoorden zijn juist.
1 / 51
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
In een verzorgingsstaat: I. nemen werkgeversorganisaties en vakbonden veel taken van de overheid over. II. gaat het om collectieve belangen. III. is de solidariteitsgedachte het fundament.
A
Alleen II is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 1 - Quiz
Het fundament van de verzorgingsstaat is solidariteit. Dat wil zeggen dat: I. je bereid bent mee te betalen aan de uitkering voor een ander. II. je in tijden van nood kunt rekenen op anderen.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 2 - Quiz
I. Door het socialezekerheidsstelsel zijn Nederlandse burgers verzekerd van een goede gezondheidszorg. II. Bij de gezondheidszorg speelt solidariteit geen rol, omdat de overheid hier alle kosten betaalt.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 3 - Quiz
I. In een sociale rechtsstaat hebben burgers ook plichten, zoals de sollicitatieplicht. II. Omdat de overheid voor werkgelegenheid moet zorgen, kan een burger via de rechter een baan afdwingen.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 4 - Quiz
Een nachtwakersstaat is een staat waarin:
A
het economische stelsel gebaseerd is op het principe van de vrije markt.
B
de overheid zich sterk inzet om het welzijn en de welvaart van burgers te vergroten.
C
de economie door de overheid wordt bepaald.
D
de overheid verplicht is de sociale zekerheid van burgers uit te bouwen.
Slide 5 - Quiz
I. In een nachtwakersstaat bemoeit de overheid zich alleen met de economie. II. In een nachtwakersstaat bestaan nauwelijks sociale wetten.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 6 - Quiz
I. In de negentiende eeuw was Nederland een nachtwakersstaat, want toen hadden de liberalen veel politieke macht. II. Na de Tweede Wereldoorlog werd Nederland een verzorgingsstaat, want toen nam de politieke macht van de liberalen enorm toe.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 7 - Quiz
Het Kinderwetje van Van Houten:
A
verbood bepaalde kinderarbeid.
B
moest de arbeidsomstandigheden van kinderen verbeteren.
C
regelde de schoolplicht.
D
gaf ouders van grote gezinnen het recht op kinderbijslag.
Slide 8 - Quiz
De echte uitbouw van de verzorgingsstaat vond plaats in de twintigste eeuw in de jaren:
A
twintig en dertig.
B
dertig en veertig.
C
vijftig en zestig
D
zeventig en tachtig.
Slide 9 - Quiz
In het harmoniemodel (poldermodel) zoeken partijen gezamenlijke oplossingen op basis van:
A
de ideologische geschillen.
B
de sociale grondrechten.
C
wederzijdse afhankelijkheid.
D
de monopoliepositie van de overheid.
Slide 10 - Quiz
I. Het poldermodel was alleen mogelijk door een coöperatieve opstelling van de vakbeweging en de werkgeversorganisaties. II. Het Nederlandse poldermodel is alleen mogelijk in een economie die gebaseerd is op het vrijemarktprincipe.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 11 - Quiz
De overheid vindt goed onderwijs om twee redenen belangrijk. Eén reden is dat iedereen daardoor zijn/haar talenten kan ontwikkelen. De andere reden is dat:
A
dan de sociale ongelijkheid toeneemt.
B
hoogopgeleide mensen de Nederlandse economie versterken.
C
daardoor de marktwerking toeneemt.
D
dan het aantal mensen dat gebruik¬maakt van de sociale voorzieningen toeneemt.
Slide 12 - Quiz
De sociale voorzieningen zijn bedoeld voor alle mensen die: I. arbeidsongeschikt zijn geworden. II. werkloos zijn. III. geen aanspraak kunnen maken op een andere verzekering. IV. enige tijd ziek zijn.
A
I en III zijn juist.
B
Alleen III is juist.
C
I, II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 13 - Quiz
I. Iedereen in Nederland heeft op oudere leeftijd recht op AOW, ook een miljonair. II. Ouders die veel verdienen, worden gekort op hun kinderbijslag.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 14 - Quiz
Voorbeelden van sociale voorzieningen zijn: I. bijstand. II. studiefinanciering. III. kinderbijslag. IV. een uitkering na ontslag.
A
I en IV.
B
I en III.
C
Alleen I.
D
I, II, III en IV.
Slide 15 - Quiz
I. Bij een hoge werkloosheid dalen de overheidsuitgaven. II. Bij een tekort aan arbeidskrachten stijgen de lonen.
A
I en II zijn beide juist.
B
I is juist, II is onjuist.
C
I en II zijn beide onjuist.
D
I is onjuist, II is juist.
Slide 16 - Quiz
De overheid probeert de verzorgingsstaat betaalbaar te houden door: I. mensen te stimuleren om te gaan werken. II. de loonbelasting te verhogen. III. de vergrijzing tegen te gaan. IV. te controleren op misbruik van uitkeringen.
A
I en II zijn juist.
B
II en III zijn juist.
C
I en IV zijn juist.
D
Alleen IV is juist.
Slide 17 - Quiz
De zorgverzekeringswet: I. Verplicht iedereen een ziektekostenverzekering af te sluiten bij een verzekeraar II. Staat het basispakket niet vast III. Is aanvullend verzekeren mogelijk, maar dit verhoogt de premie IV. Heeft iedereen een eigen risico
A
I en II zijn juist.
B
I en III zijn onjuist.
C
I, III en IV zijn juist.
D
Alleen IV is juist.
Slide 18 - Quiz
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
I Volksverzekeringen zijn uitsluitend voor mensen die in Nederland wonen en werken. II De AOW is een werknemersverzekering.
A
I en II zijn juist.
B
I is juist, II is onjuist.
C
I is onjuist, II is juist.
D
I en II zijn onjuist.
Slide 19 - Quiz
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
I Een progressief belastingstelsel verkleint de inkomensverschillen. II Een toename van de sociale ongelijkheid kan leiden tot een afname van de sociale cohesie.
A
I en II zijn juist.
B
I is juist, II is onjuist.
C
I is onjuist, II is juist.
D
I en II zijn onjuist.
Slide 20 - Quiz
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
I In een liberale verzorgingsstaat zijn de belastingen in verhouding laag. II In een conservatiefcorporatistische verzorgingsstaat is de kinderbijslag in verhouding hoog.
A
I en II zijn juist.
B
I is juist, II is onjuist.
C
I is onjuist, II is juist.
D
I en II zijn onjuist.
Slide 21 - Quiz
In de welfare triangle worden drie reguleringsmechanismen genoemd om in de samenleving hulp en inkomsten te regelen. Welke hoort daar NIET bij?
A
Overheid
B
Markt
C
Particulier initiatief
D
Gelijkheid
Slide 22 - Quiz
Binnen de theorie van de Swaan gaat het over de ontwikkeling van de verzorgingsstaat. Welk begrip past daar niet bij?
A
Externe effecten
B
Interdependentie
C
Collectieve actie
D
Beschavingsoffensief
Slide 23 - Quiz
Wat past bij de theorie van Keynes in tijden van crisis?
A
meer overheidsbemoeienis
B
minder overheidsbemoeienis
C
schulden aflossen
D
Economie regelt alles zelf
Slide 24 - Quiz
Liberalen hebben een duidelijke voorkeur voor de markt als reguleringsmechanisme. Welk argument past daar NIET bij?
A
Mensen mogen zelf kiezen
B
Er is vrijheid
C
Minder belasting
D
Marktwerking stimuleert gelijkheid
Slide 25 - Quiz
Plaats de volgende ontwikkelingen in de goede volgorde volgens De Swaan: 1. verzorgingsstaat 2.externe effecten 3. toename afhankelijkheid 4. industrialisering 5. dilemma van collectieve actie.
A
4, 3, 2, 5, 1
B
4, 2, 3, 5, 1
C
3, 4, 2, 5, 1
D
2, 3, 5, 4, 1
Slide 26 - Quiz
Hoe heet formeel de bijstandsuitkering?
A
Wet werk en inkomen
B
Wet werk en wonen
C
Wet werk en bijstand
D
Wet bijstand en inkomen
Slide 27 - Quiz
Wat hoort NIET bij werknemersverzekeringen?
A
Door de overheid georganiseerd
B
in geval van werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid
C
Inkomensgerelateerd
D
Voor alle mensen zonder arbeidscontract
Slide 28 - Quiz
Wat hoort NIET bij Volksverzekeringen?
A
voor iedereen in NL
B
begint met het woordje 'algemene'
C
minimumbehoeftefunctie
D
inkomensgerelateerd
Slide 29 - Quiz
Wat hoort NIET bij de AOW? (Algemene Ouderdomswet)
A
Sociale voorziening
B
Volksverzekering
C
Sociale verzekering
D
Uit premiegelden
Slide 30 - Quiz
Wat hoort niet bij de Zorgverzekeringswet - Zvw
A
verplicht ziektekostenverzekering af te sluiten
B
Het basispakket staat vast
C
Aanvullend verzekeren is mogelijk
D
Een verzekeraar mag mensen weigeren!
Slide 31 - Quiz
Wat hoort bij het zogenaamde omslagstelsel als manier om te betalen voor sociale zekerheid?
A
premies die mensen nu betalen worden gespaard
B
premies die mensen nu betalen worden belegd
C
premies en belastingen worden meteen gebruikt voor uitkeringen
D
pensioenfondsen worden ingezet
Slide 32 - Quiz
Tot wanneer moet je naar school?
A
t/m 16 jaar
B
t/m 18 jaar
C
als je een bepaald niveau hebt
D
totdat je een diploma hebt
Slide 33 - Quiz
School vervult 2 belangrijke functies: wat past het beste bij de kwalificatiefunctie?
A
voorbereiden op de arbeidsmarkt
B
zorgen dat je kan meedoen
C
klaarstomen tot een volwaardig burger
D
functioneren in de samenleving
Slide 34 - Quiz
Wat hoort NIET bij de Mammoetwet van 1968?
A
Invoeren brugklas
B
Meer kansen voor meisjes
C
Afschaffen studieschuld
D
Meer kansen voor allochtonen
Slide 35 - Quiz
Wat past NIET bij een progressief belastingstelsel?
A
meerverdieners betalen relatief meer belasting
B
meerverdieners betalen relatief minder belasting
C
terugdringen inkomensverschillen
D
nivelleren
Slide 36 - Quiz
Wat hoort bij een liberale verzorgingsstaat?
A
weinig ruimte voor de markt
B
hoge overheidsvoorzieningen
C
uitgebreid zekerheidsstelsel
D
lage belastingen
Slide 37 - Quiz
Wat past bij een Conservatiefcorporatische verzorgingsstaat?
A
kernwaarde gelijkheid
B
meest uitgebreide stelsel van sociale rechten
C
Hoge belastingen
D
voorzieningen redelijk hoog niveau
Slide 38 - Quiz
Wat past bij een Sociaaldemocratische verzorgingsstaat
A
lage belastingen
B
lage steun gericht op individu
C
veel overheidsbemoeienis
D
Verenigde Staten
Slide 39 - Quiz
Verzorgingsstaten kunnen ook op een andere wijze dan die van Esping-Andersen ingedeeld worden. Welke type wordt NIET gebruikt door andere onderzoekers?
A
Scandinavisch
B
Mediterraan
C
Angelsaksisch
D
Aziatisch
Slide 40 - Quiz
Welk begrip is kenmerkend voor een mediterraan type verzorgingsstaat?
A
Gelijkheid
B
Markt
C
Vrijwilligersorganisaties
D
Mantelzorg
Slide 41 - Quiz
Wat is GEEN oorzaak van de vergrijzing?
A
Mensen leven minder in armoede
B
De gezondheidszorg is beter geworden
C
Zwaar en gevaarlijk werk is nagenoeg verdwenen
D
Mensen hoeven minder op hun gezondheid te letten
Slide 42 - Quiz
Wat is GEEN oplossing waaraan gedacht wordt om de verzorgingsstaat betaalbaar te houden?
A
pensioenleeftijd verhogen
B
professionele zorg vervangen door mantelzorg
C
het eigen risico omlaag
D
belastingverhogingen
Slide 43 - Quiz
Welke wet heeft de WIA in 2005 vervangen?
A
de WAO
B
de AOW
C
de AWBZ
D
de ANWB
Slide 44 - Quiz
Bij welke functie van de verzorgingsstaat past: sociale cohesie?
A
Verzorgingsfunctie
B
Verzekeringsfunctie
C
Verheffingsfunctie
D
Verbindingsfunctie
Slide 45 - Quiz
Welke twee functies van de verzorgingsstaat worden feitelijk besproken door Sturman, de auteur van het artikel? Leg je antwoord uit.
Slide 46 - Open question
Vanuit welke verklaring voor het ontstaan van de verzorgingsstaat uit het leerboek, ligt betutteling het meest voor de hand? Leg uit!
Slide 47 - Open question
a. Wat zou de auteur bedoelen met passieve uitkeringslogica en hangmat? b. Een trampoline in plaats van een hangmat. Welke functie van de verzorgingsstaat zou in de plaats moeten komen van de verzekeringsfunctie om te zorgen voor een trampoline? Leg je antwoord uit.
Slide 48 - Open question
In welk type verzorgingsstaat past het Duitse Elternunterhalt volgens jou? Beargumenteer je antwoord.
Slide 49 - Open question
Voor welk type verzorgingsstaat zou Dalrymple een voorkeur hebben? Waarom denk je dat?
Slide 50 - Open question
De vergrijzing blijft toenemen. Ook de dubbele vergrijzing groeit. a. Wat wordt bedoeld met dubbele vergrijzing? b. Heeft dubbele vergrijzing ook invloed op de huidige coronacrisis als je kijkt naar de gezondheidszorg?