Weil = omdat denn= want
Ich war nicht da, weil ich krank war
Ich war nicht da, denn ich war krank.
Net als in het Nederlands staat de persoonsvorm in beide zinnen op een andere plek.
das en dass
Je schrijft das als je het kunt vertalen met ‘dat’ of als het een lidwoord is.
Het boek is mooi = Das Buch ist schön.
Vind jij dat ook? = Findest du das auch?
In de rest van de gevallen is het een voegwoord en schrijf je dass.
Ik vind het leuk dat we gevraagd worden. = Ich finde es toll, dass wir gefragt werden.