Examen Nederlands Spreken 3F

Nederlands - examen spreken 3F
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands - examen spreken 3F

Slide 1 - Slide

Examen Nederlands Spreken
  1. Inschrijven examen (schrijf je in! )

  2. Nog eens uitleg over het examen Nederlands Spreken 3F

  3. De examenopdracht Nederlands Spreken 3F

  4. Mogelijkheid om al je vragen te stellen over de Nederlands en de aankomende examens

Slide 2 - Slide

Examen Spreken 3F
  • Je geeft een mondelinge presentatie van 6-8 minuten over een project op school of je stage.
  • Je examinator 'speelt' het publiek.
  • Het examen wordt opgenomen i.v.m. een tweede beoordeling.
  • Je houdt je betoog MET ondersteunende (PowerPoint)presentatie. Je mag een klein spiekbriefje maken als hulpmiddel / geheugensteuntje.
  • Je mag je thuis voorbereiden op je presentatie: zoek informatie op over jouw project, voeg voorbeelden/foto's toe, bereid je  goed voor en oefen een paar keer.

Slide 3 - Slide

Beoordeling van het examen
>>>> Is de spreekopdracht verstaanbaar en adequaat? <<<
>>>> Voldoet je presentatie aan de tijd (minimaal 6min, max 8min)? <<<
  1. Inhoud
  2. Samenhang
  3. Afstemming op doel
  4. Afstemming op publiek
  5. Woordgebruik en woordenschat
  6. Vloeiendheid, verstaanbaarheid, grammaticale beheersing.

Slide 4 - Slide

Inhoud
  • Leidt het onderwerp in. Geef informatie over het project.
  • Geeft een uiteenzetting van je plan van aanpak (hoe je het project hebt aangepakt).
  • Benoemt minimaal twee voordelen en minimaal twee nadelen van je plan van aanpak.
  • Noemt twee punten die je de volgende keer anders zou doen. Beargumenteer waarom.
  • Sluit de presentatie passend af. 

Slide 5 - Slide

Samenhang
  • Maakt gebruik van middelen voor tekstcohesie (bijvoorbeeld signaalwoorden) om uitingen te verbinden tot een heldere, samenhangende tekst. 
  • Signaalwoorden: https://onzetaal.nl/taalloket/signaalwoorden-lijst
  • Kan, indien nodig, het publiek de opbouw en structuur duidelijk maken.

Slide 6 - Slide

Doel
Kan tijdens een spreektaak verschillende doelen met elkaar verbinden (bijvoorbeeld informeren en overtuigen) en is zich bewust van wisselingen van spreekdoel.

Slide 7 - Slide

Publiek
  • Kiest in formele en informele situaties zonder moeite de juiste taalvariant. Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren.

  • Kan spontaan afwijken van een voorbereidende tekst en ingaan op belangwekkende punten die vanuit het publiek worden aangedragen.

Slide 8 - Slide

Woordgebruik en woordenschat
  • Beschikt over een goede woordenschat.

  • Kan variëren in de formulering.

  • Trefzekerheid in de woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor.

Slide 9 - Slide

Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
  • Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica.

  • Incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar zijn zeldzaam en worden meestal direct verbeterd.

  • Kan langere stukken tekst produceren in een normaal tempo; hoewel er tijdens het zoeken naar patronen en uitdrukkingen, aarzelingen voorkomen, zijn er weinig, overigens niet storende pauzes.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide