Ch3LePont

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Chapitre 3

Le Pont

tomber

1. gaan
2. vallen
3. lopen
4. eten

le dessin

1. tekenen
2. Engels

détester

1. testen
2. houden van
3. beginnen
4. hekel hebben aan

la semaine

1. de week
2. de jongere
3. de rugzak
4. de taal

Welke schoolvakken heb je geleerd?

le rendez-vous

1. het museum
2. de afspraak
3. houden van
4. terugbrengen

je finis

1. ik ben klaar
2. ik loop
3. ik houd van
4. ik heb een hekel aan

en plus

1. plus
2. bovendien
3. ook
4. nog

toujours

1. dagen
2. alles
3. altijd
4. iedereen

la blague

1. de mop
2. de blaar
3. de bel
4. de plak

lundi

1. dinsdag
2. woensdag
3. maandag
4. zondag

dimanche

1. zondag
2. zaterdag
3. donderdag
4. dinsdag

het bezittelijk voornaamwoord 

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 

De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  

BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

mijn kaartje (m)

1. ma billet
2. mes billets
3. mon billet
4. tes billets

jouw mobiele telefoon

1. ton portable
2. tes portables
3. ta portable
4. ton portables

zijn moeder

1. ses mères
2. son père
3. son mère
4. sa mère

haar broer

1. ses frères
2. son frère
3. sa frère
4. leur frère

onze ouders

1. vos parents
2. ses parents
3. leurs parents
4. nos parents

hun boeken

1. leur livre
2. vos livres
3. leurs livres
4. mon livre

mijn vriendin

1. ma amie
2. mon amie
3. mes amies
4. mes amis