This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hst 3.1 zuivere stoffen
en mengsels
Slide 1 - Slide
Zuivere stoffen
Zuivere stoffen bestaan uit alleen moleculen van die stof.
Bijvoorbeeld: een schepje suiker bevat alleen suikermoleculen.
Slide 2 - Slide
Mengsels
Mengsels bestaan uit 2 (of meer) verschillende stoffen dus uit verschillende moleculen.
bijvoorbeeld limonadesiroop
Slide 3 - Slide
Er zijn twee soorten mengsels:
Homogene mengsels:
mengsels van verschillende stoffen, de stoffen zijn niet
meer van elkaar te onderscheiden
Heterogene mengsels:
mengsels van verschillende stoffen die wel nog apart van elkaar
zijn te onderscheiden
Slide 4 - Slide
Er bestaan verschillende soorten homogene vloeistofmengsels
Oplossingen:
Moleculen opgeloste stof zitten tussen moleculen oplosmiddel
bijvoorbeeld water met zout (het zout lijkt te verdwijnen, maar is er nog wel)
altijd heldere vloeistof
kan kleur hebben of kleurloos zijn
er zijn verzadigde (alle stof is opgelost) en onverzadigde oplossingen (niet alle stof is opgelost)
blijft altijd goed gemengd, ook na lang wachten.
Slide 5 - Slide
Er bestaan verschillende soorten heterogene vloeistofmengsels
Suspensie
fijn verdeelde vaste stof die zweeft in een vloeistof
bijvoorbeeld water met kalk
is altijd troebel
na verloop van tijd ontmenging (de vaste stof zakt naar de bodem)
Emulsie
mengsel van fijnverdeelde vloeistoffen
bijvoorbeeld boter
altijd troebel.
Een emulsie kun (voor eventjes) goed laten mengen door toevoegen van een emulgator.
Een emulgator is een stof die de andere stoffen in het mengsel bij elkaar houdt.
Slide 6 - Slide
Ook bij vaste stoffen komen homogene en heterogene mengsels voor.
Bij een heterogene vaste stof kun je de verschillende stoffen nog van elkaar onderscheiden.
Bij een homogene vaste stof kun je de verschillende stoffen niet meer van elkaar onderscheiden. Een voorbeeld hiervan is een legering.
een legering is een mengsel van verschillende metalen.
Slide 7 - Slide
Dichtheid
Slide 8 - Slide
Wat is dichtheid?
De dichtheid, of soortelijke massa van een stof is in de natuur- en scheikunde de massa (in gram) van 1 cm3 van een stof.
Dit betekend dat ieder voorwerp met een volume van 1 cm3 van
dezelfde stof altijd de zelfde massa heeft.
Slide 9 - Slide
Als je lichte en zware materialen met elkaar gaat vergelijken gelden de volgende regels:
Bij een gelijk volume weegt een licht materiaal minder dan een zwaar materiaal.
Bij gelijke massa heeft een licht materiaal meer volume dan een zwaar materiaal.
Denk bij beide bovenstaande maar aan lood en veren!
Slide 10 - Slide
Hoe bepaal je de massa?
De massa bepaal je met behulp van een weegschaal of een balans.
De massa wordt gemeten in gram of in kilogram.
Slide 11 - Slide
Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 1: meten
Voor deze manier heb je een meetlat nodig. Meten kan alleen als het een rechthoekig voorwerp is.
Je meet dan de lengte van het voorwerp, de breedte en de hoogte.
De formule die je voor het berekenen van het volume moet gebruiken ken je uit de wiskunde.
Slide 12 - Slide
Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 2: de onderdompelmethode
Deze manier van meten gebruik je bij het bepalen van het volume van
een voorwerp met onregelmatige vormen, bijvoorbeeld een kiezelsteen.
Je hebt een maatcilinder met een bepaalde hoeveelheid water. Deze hoeveelheid lees je precies af. Vervolgens laat je voorzichtig het voorwerp in het water glijden.
Het niveau van het water stijgt hierdoor. het verschil in waterstand is
precies gelijk aan het volume van het voorwerp
Slide 13 - Slide
Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode
Slide 14 - Slide
Volume omrekenen
Aan het begin van het jaar het je geleerd hoe je inhoudsmaten moet omrekenen.
Weet je het nog?
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
En deze dan??
Slide 17 - Slide
Even een filmpje over grote en kleine dichtheid,
klik maar door.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Dichtheid berekenen
Je weet nu dat je de massa van een voorwerp en het volume ervan moet weten om de dichtheid te kunnen uitrekenen.
de formule die we hier voor gebruiken is:
Dichtheid = massa of in symbolen 𝜌 = m
volume V
Dichtheid =
massa
of in symbolen
𝜌 =
m
volume
V
Dichtheid =
massa
of in symbolen
𝜌 =
m
volume
V
Dichtheid =
massa
of in symbolen
𝜌 =
m
v
olume
V
𝜌 =
m
V
Slide 20 - Slide
is dit een homogeen of heterogeen mengsel?
A
homogeen
B
heterogeen
Slide 21 - Quiz
Wat voor soort mengsel is mayonaise?
A
Suspensie
B
Emulsie
C
Oplossing
Slide 22 - Quiz
Water gemengd met zand is een
A
Suspensie
B
Emulsie
C
Oplossing
Slide 23 - Quiz
Water met zout er in is een
A
Suspensie
B
Emulsie
C
Oplossing
Slide 24 - Quiz
Is messing een homogeen of heterogeen mengsel?
A
Homogeen
B
Heterogeen
Slide 25 - Quiz
Is beton een homogeen of heterogeen mengsel?
A
Homogeen
B
Heterogeen
Slide 26 - Quiz
Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid. Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte
Slide 27 - Quiz
1492,56 g =
A
149,256 kg
B
1,49256 kg
C
142,56 kg
D
0,149256 kg
Slide 28 - Quiz
Gaan we nu kijken naar het volume. Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte
Slide 29 - Quiz
De formule voor het berekenen van het volume van een voorwerp is:
A
V = l x b x m
B
V = b x h x s
C
V = l x h x d
D
V = l x b x h
Slide 30 - Quiz
Even oefenen: 16,8 l =
A
1,68 dm
B
16,8 dm3
C
16,8 cm3
D
16,8 dm2
Slide 31 - Quiz
14,5 l =
A
14,5 cm3
B
145 dm3
C
14500 cm3
D
1450 cm3
Slide 32 - Quiz
samenvatting
je weet het verschil tussen een homogeen en een heterogeen mengsel
je kunt de verschillen noemen tussen een oplossing, suspensie en een emulsie
je weet wat een emulgator is
je kunt bedenken of een bepaald mengsel een oplossing, suspensie of emulsie is
je weet dat bij zowel vloeistoffen als vaste stoffen verschillende mengsels voorkomen
Je weet wat dichtheid is
je kunt de dichtheid van een stof berekenen en daarmee bepalen welke stof het is