Klas 3 2223 voorbereiding so spelling en formuleren

Voorbereiding s.o. spelling en formuleren 26 oktober
Hoe heb je gewerkt?
Waar wil je nog uitleg over?
Hoe maak je de oefentoets?
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voorbereiding s.o. spelling en formuleren 26 oktober
Hoe heb je gewerkt?
Waar wil je nog uitleg over?
Hoe maak je de oefentoets?

Slide 1 - Slide

Hoe goed heb je de opdrachten gemaakt?
Ik heb alles gemaakt.
Ik ben bijna klaar.
Ik ben tot halverwege gekomen.
Ik heb een begin gemaakt.
Na het zien van de hoeveelheid had ik er de kracht niet meer voor.

Slide 2 - Poll

Waar zou je graag nog uitleg over willen?
Werkwoord-spelling
Fouten in de verwijswoorden
Beknopte bijwoordelijke bijzinnen
Samentrekking
Incongruentie en onjuiste inversie
Het gebruik van de lijdende vorm
Zinnen symmetrisch formuleren
Zinnen juist begrenzen.

Slide 3 - Poll

Wat beheers je al goed?

We bekijken wat oefeningen met werkwoordspelling en wat zinnen met formuleerfouten. 

Slide 4 - Slide

Zij werd erg boos, maar heeft zich ...
A
beheersd
B
beheerst
C
beheersdt
D
beheersen

Slide 5 - Quiz

Wij hebben de ingrediënten ...
A
gemixed
B
gemixd
C
gemixt
D
gemixet

Slide 6 - Quiz

De brief met aanmelding ... je ouders volgende week gestuurd.
A
word
B
wordt
C
wort
D
worden

Slide 7 - Quiz

Dankzij zijn nieuwe fatbike ... hij altijd snel weg.
A
racet
B
raced
C
racede
D
reest

Slide 8 - Quiz

Wij ... gisteren de zware dozen helemaal naar boven.
A
torsten
B
torsen
C
torstten
D
torsden

Slide 9 - Quiz

En dan nu door naar formuleren

Slide 10 - Slide

Nederland is economisch afhankelijk van Duitsland, want het is haar belangrijkste handelspartner.
A
Deze zin is goed.
B
Haar moet zijn zijn.
C
Het moet zij zijn.
D
Deze zin is onzin.

Slide 11 - Quiz

Je moet een oplader meenemen, maar Fred had dat niet in zijn tas gestopt.
A
Deze zin is goed.
B
Dat moet die zijn.
C
Dat moet het zijn.
D
Fred is een sufferd.

Slide 12 - Quiz

De docenten waarmee ik in Rome was, waren gezellig.
A
Deze zin is goed.
B
Waarmee moet waarmede zijn.
C
Waarmee moet met wie zijn.
D
Onzin, docenten zijn nooit gezellig.

Slide 13 - Quiz

Omstreeks 03.00 uur ’s nachts sloegen onbekenden een winkelruit stuk en vervolgens hun slag.
A
Deze zin is goed.
B
en zij sloegen vervolgens hun slag.
C
en sloegen vervolgens hun slag.
D
Om die tijd moet iedereen in bed liggen.

Slide 14 - Quiz

De veiligheidsdienst stuurt vijftien agenten naar het gebied. Om de lokale politieteams te ondersteunen.
A
Deze zin is goed.
B
De punt tussen gebied en om moet weg.
C
De punt tussen gebied en om moet een komma zijn.
D
De politie kan ons niet meer redden.

Slide 15 - Quiz

Waar ik me aan stoor, is het geklets van de buren en snurkende kinderen.
A
Deze zin is goed.
B
Deze persoon moet oordoppen kopen.
C
Waar -> Aan wie
D
is -> zijn

Slide 16 - Quiz

Hoewel gunstig gelegen, zal de eigenaar de woning niet kunnen verkopen voor de vraagprijs.
A
Deze zin is goed.
B
Hoewel hij gunstig is gelegen, zal de eigenaar...
C
Hoewel de woning gunstig is gelegen, zal de eigenaar deze niet ...
D
De eigenaar is twee maanden te laat met verkopen.

Slide 17 - Quiz

Als men de stof denkt te beheersen, wil je niet alleen maar flauwe zinnetjes van je docent lezen.
A
Deze zin is goed.
B
Ik voel dat er iets fout is, maar ik weet niet wat.
C
men -> je (of andersom)
D
Dit is een symmetriefout, maar hoe verbeter je die?

Slide 18 - Quiz

Bij deze gemeente mag de bevolking hun mening geven.
A
Democratie is een farce!
B
Deze zin is goed.
C
hun mening -> zijn mening
D
hun mening -> haar mening

Slide 19 - Quiz

Het grootste deel van de leerlingen waren tevreden over hun Romereis.
A
Deze zin is nu eindelijk een keer goed.
B
Leerlingen zijn nooit tevreden.
C
waren -> was
D
hun -> zijn

Slide 20 - Quiz

Jaarlijks worden een onbekend aantal niet-functionerende specialisten de toegang tot het ziekenhuis ontzegd.
A
Ik blijf het proberen: deze zin is goed.
B
onbekend -> onbekende
C
worden -> word
D
worden -> wordt

Slide 21 - Quiz

Een tijdje geleden kondigde Albert Heijn al aan dat ze in hun inkoop andere dingen willen gaan doen.
A
Mevrouw, nu is de zin echt goed.
B
gaan -> gaat
C
dat ze -> dat de medewerkers
D
Albert Heijn -> de medewerkers van A.H.

Slide 22 - Quiz

Begin november zijn de laatste toetsen en nodigen we in december de ouders uit.
A
en nodigen we -> en we nodigen
B
november + december -> November + December
C
Mijn ouders kunnen dan niet.
D
Please mevrouw, deze zin moet goed zijn!

Slide 23 - Quiz

Dit betekende ook minder verdienen en daarom werd door de tandartsassistente de auto weggedaan.
A
Dit is alleen maar goed voor het milieu.
B
... en daarom deed de tandartsassistente de auto weg.
C
Huh, ik zie de fout niet meer.
D
Ik zou het niet moeten doen, maar GOED??

Slide 24 - Quiz

Leren gaat beter als je denkt.
A
Deze zin is goed.
B
Is deze zin dan eindelijk goed?
C
Gemeen, een instinker, want deze zin is goed.
D
Flauw, mevrouw!

Slide 25 - Quiz

Nu alles nogmaals is langsgekomen, waar wil je dan nog een keer uitleg over?
Werkwoord-spelling
Fouten in de verwijswoorden
Beknopte bijwoordelijke bijzinnen
Samentrekking
Incongruentie en onjuiste inversie
Het gebruik van de lijdende vorm
Zinnen symmetrisch formuleren
Zinnen juist begrenzen.

Slide 26 - Poll