2H - Par1 Geluid maken en horen

1 / 30
next
Slide 1: Video
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Hoe zou het kunnen dat mensen dit verschillend horen?
Wat je brein ervan maakt verschilt per persoon. Dat zou met je leeftijd te maken hebben. Hoe ouder je bent, hoe minder gevoelig je wordt voor hoge tonen.
Omdat Laurel op een lagere frequentie wordt afgespeeld dan Yanny, horen oudere mensen waarschijnlijk makkelijker Laurel dan Yanny. 


Slide 2 - Slide

De speakers van een stereoinstallatie maken geluid. Tijdens een feestje staat de muziek hard aan.
Wat voel je als je een hand op de speaker houdt?
A
De speaker beweegt niet
B
De speaker is warm
C
De speaker trilt

Slide 3 - Quiz

Met je oren kun je geluid waarnemen.
Welk onderdeel van je oor trilt met de geluidstrillingen mee?
A
De stembanden
B
Het slakkenhuis
C
Het trommelvlies
D
De gehoorgang

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Mensen maken geluid met hun stem. De lucht in de mond is dan aan het trillen.
Wat brengt de lucht aan het trillen?
A
De tong
B
De mond
C
De stembanden
D
De longen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

De stem van een meisje is meestal ..................... dan de stem van een jongen.

Een basgitaar maakt een ............... geluid dan een viool.

Als je dichter bij de snelweg komt, wordt het geluid steeds ...........................................
harder
zachter
Hoger
Lager

Slide 8 - Drag question

Op een popconcert kun je speciale pluggen kopen. Deze stop je in je oren.

Waarvoor dienen deze pluggen?
A
Je kunt elkaar dan beter verstaan
B
Je kunt de muziek dan beter horen
C
Om gehoorschade te voorkomen

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

Vleermuizen jagen 's nachts op vliegende insecten.

Hoe kunnen ze de kleine insecten in het donker vinden?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

Welke beweringen over een microfoon en een speaker zijn waar?
A
Met een microfoon kun je geluid maken. Met een speaker vang je geluid op.
B
Met een microfoon kun je geluid opvangen. Een speaker maakt geluid.
C
Met zowel een speaker als microfoon kun je geluid maken.
D
Met zowel een speaker als microfoon kun je geluid opvangen.

Slide 13 - Quiz

Kies uit: 110, 70 of 30 decibel.
Geluidssterkte meet je in decibel.
De geluidssterkte van een betonboor is ..........
 decibel.
Als je fluistert is de geluidssterkte .............
 decibel.
De geluidssterkte van een stofzuiger is
......... decibel.

Slide 14 - Slide

Als je dicht bij een autoweg woont, kun je last hebben van geluidsoverlast.

Hoe kan de geluidsoverlast beperkt worden?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Video

Geluidsbronnen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Het is aan het onweren. Zie je eerder de flits of hoor je eerder de donder?
A
flits
B
donder

Slide 22 - Quiz

Tussenstof
Hoe snel het geluid zich verplaatst, verschilt van stof tot stof. 
De geluidssnelheid in lucht is ongeveer 340 meter per seconde (≈ 1225 km/h).

Slide 23 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
Sarah begint het moment dat ze een bliksemflits ziet, de seconden te tellen. Ze stopt als ze de donder hoort. Ze heeft 18 seconden geteld.

Hoever kilometer is het onweer bij haar vandaan? 

Slide 24 - Slide

Voorbeeldopdracht 2
Willem is op vakantie in Oostenrijk. Tijdens een bergwandeling roept hij naar zijn beste vriend. Na zeven seconden hoort hij een echo.

Bereken hoe ver de rotswand die het geluid heeft teruggekaatst, van hem verwijderd is.

Slide 25 - Slide

Voorbeeldopdracht

Gegevens (die je al weet)

Uitwerking

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Voorbeeldopdracht 3
Walvissen communiceren met elkaar onder water. 2 walvissen (Jantje en Pien) zijn elkaar uit het oog verloren. Ze proberen elkaar te bereiken door geluid te maken over een afstand van 200 meter. Hoe lang duurt het voor de 2 walvissen elkaar horen?

Slide 28 - Slide

HW
opdrachten paragraaf 1

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video