Paragraaf 1.3

Leerdoelen paragraaf 3
  • Je kunt de drie fases noemen van de kolonisatie
  • Je kunt de drie soorten landen in de nieuwe wereldorde benoemen
  • Je weet waarvoor koloniën werden gebruikt
  • Je weet welke rol kolonialisme speelt bij globalisering
  • Je begrijpt het ontstaan van centrum-periferie tegenstellingen
  • Je kunt effecten noemen van de centrumperiferie tegenstellingen voor periferielanden.
  • Je kunt het begrip ruilvoet uitleggen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen paragraaf 3
  • Je kunt de drie fases noemen van de kolonisatie
  • Je kunt de drie soorten landen in de nieuwe wereldorde benoemen
  • Je weet waarvoor koloniën werden gebruikt
  • Je weet welke rol kolonialisme speelt bij globalisering
  • Je begrijpt het ontstaan van centrum-periferie tegenstellingen
  • Je kunt effecten noemen van de centrumperiferie tegenstellingen voor periferielanden.
  • Je kunt het begrip ruilvoet uitleggen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Opdrachten
Maak 6 en 7 van paragraaf 1.3

Slide 6 - Slide

1 a vestigingskolonialisme – exploitatiekolonialisme – dekolonisatie – globalisering
 b In de laatste periode: globalisering.
2 a De koloniën voorzagen de Europese staten van kostbare handelswaar, zoals specerijen, grondstoffen en slaven. Hiermee konden de Europese staten veel geld verdienen.

Slide 7 - Slide

b – Het achterland was moeilijker te veroveren omdat het bergachtig of dicht bebost was.
– In het achterland zaten inheemse bevolkingsgroepen die zich vijandig opstelden.
– In het achterland kwamen meer tropische ziektes voor (bijvoorbeeld in het tropisch regenwoud).
 c Met name in Zuid-Amerika werden vestigingskolonies gesticht voor Europeanen. Hier vestigden Europeanen zich permanent. Hun afstammelingen wonen er nog steeds.

Slide 8 - Slide

d Toen de industriële revolutie in de achttiende eeuw begon, nam de welvaart in Europa toe. Daardoor groeide de bevolking. Er kwam steeds meer behoefte aan voedsel en grondstoffen. De Europese staten wilden dit verkrijgen door meer koloniën te veroveren die vooral waren bedoeld om er voedsel en grondstoffen aan te onttrekken.

Slide 9 - Slide

3 a In Afrika en Azië waren er vooral nog koloniën langs de kust (gericht op de handel). Dit is kenmerkend voor de eerste fase. Pas in de tweede fase werden grote delen van Afrika en Azië veroverd.
 b Ja, uit de landen in de periferie kwamen vooral grondstoffen en landbouwproducten die naar het centrum gingen, terwijl uit het centrum de bewerkte producten kwamen die naar de periferie werden geëxporteerd. Deze taakverdeling wordt de internationale arbeidsverdeling genoemd.

Slide 10 - Slide

c De handel die er tijdens het kolonialisme ontstond, leidde tot een sterke groei van grensoverschrijdende handel op mondiaal niveau; een van de eigenschappen van globalisering.
 d In de koloniale tijd bestond er slavenhandel, waarbij slaven vanuit Afrika naar Zuid- en Midden-Amerika werden gebracht.

Slide 11 - Slide

4 a – Economisch: Europese staten domineerden de handel: ze hadden plantages en mijnen in handen in hun koloniën over de hele wereld en wisten hiervan erg rijk te worden.
– Politiek: Ze konden wereldwijd gebieden veroveren en die vervolgens hun macht opleggen, bijvoorbeeld door het opzetten van een bestuur en het bepalen van de ruimtelijke inrichting.
 b Ja. In Afrika bestaat het grootste deel van de export nog steeds uit grondstoffen en landbouwproducten, en het overgrote deel van de import uit industrieproducten.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Opdrachten
Maak opdrachten 5 - 7 van paragraaf 1.3 (blz 19)

Slide 16 - Slide

Opgave 5
5 a Ruilvoetverslechtering is een verslechtering van de verhouding tussen de waarde van de export en de waarde van de import.
 b D
 c Perifere landen zijn relatief veel geld kwijt aan hun import (ten opzichte van de inkomsten uit de export). Daardoor kan er in eigen land weinig kapitaal opgebouwd worden. Er is dan weinig geld om mee te investeren in bijvoorbeeld bedrijven, infrastructuur en onderwijs, waardoor er geen ontwikkeling op gang komt.

Slide 17 - Slide

Opgave 6
6 a De ruilvoet was ongunstig voor periferielanden en gunstig voor centrumlanden. De centrumlanden hadden de kennis en het kapitaal om industrieproducten te maken. Hiervoor gebruikten ze grondstoffen uit de periferie. De centrumlanden maakten veel winst op deze producten en werden steeds rijker. De periferielanden verdienden weinig met de export van grondstoffen en landbouwproducten, waardoor hun welvaart niet (zo snel) toenam.

Slide 18 - Slide

Opgave 6
b Voorbeelden van juiste antwoorden:
– toename van de werkgelegenheid
– toename van het inkomen
– verbetering van de infrastructuur
– overdracht van kennis
 c De Randstad heeft zich meer ontwikkeld dan andere regio’s in Nederland. Dit had onder andere te maken met de gunstige ligging aan de kust voor de handel.

Slide 19 - Slide

Opgave 7
7 a Het centrum is voor grondstoffen en landbouwproducten afhankelijk van de periferie. Deze producten heeft het centrum nodig voor de voedselvoorziening en voor de industriële productie.
 b In de periferie zijn er relatief weinig (goedbetaalde) banen. Mensen trekken daarom naar het buitenland (onder andere naar het centrum) om daar te gaan werken. (Denk aan verplegend personeel uit de Filipijnen, of arbeiders uit India die in de techniek of de ICT-sector gaan werken.)

Slide 20 - Slide

Opgave 7
c Voorbeelden van juiste antwoorden:
– Als er meer kennis in de periferie komt, krijgen perifere landen steeds meer mogelijkheden om zelf bedrijven op te zetten en producten te maken waarop meer winst gemaakt kan worden dan op grondstoffen en landbouwproducten.
– De kans dat buitenlandse bedrijven zich er vestigen die hoogwaardiger producten maken, wordt groter. Die bedrijven zorgen onder meer voor een toename van werkgelegenheid en inkomen.


Slide 21 - Slide

Opgave 7
 d Perifere landen kunnen zelf weinig of geen geld verdienen aan de grondstoffen die het centrum weghaalt / ze kunnen de grondstoffen zelf niet gebruiken voor het maken van producten.

Slide 22 - Slide