Les 5 V1g

Les 5
Sprookje en spelling
Nederlands
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 5
Sprookje en spelling
Nederlands

Slide 1 - Slide

Aan het einde van deze les:
  • kun je bezitsvormen spellen.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?

  • 5 minuten lezen + sprookjesquiz.
  • Theorie bezitsvormen, blz.244 uit Op Niveau.
  • Opdracht 4, blz. 244 uit Op Niveau.
  • Bespreken - nakijken.
  • Opdracht 5, blz.245 uit Op Niveau.
  • Bespreken - nakijken.

Slide 3 - Slide

Antwoorden


1    foto’s
3    medleys
4    kieviten
6    slimmeriken
9    hobby’s
11    galerieën
12    etuis
14    critici

Slide 4 - Slide

Bezitsvormen
We lezen de theorie
op blz. 244 uit Op Niveau samen door.

Slide 5 - Slide

Aan de slag!
Wat?

Hoe?

Overleg?

Daarna?
Tijd?
Al klaar?



Maak opdracht 4, blz. 244 uit Op Niveau.


Overleg en bedenk samen de antwoorden.


Ja, over de antwoorden.


Klassikaal bespreken. Wheel of names.
5 min.
Lees verder in jouw boek.

Slide 6 - Slide

Twee speciale regels voor het schrijven van de bezitsvorm



1.    Als het woord eindigt op een lange klinker of een y schrijf je -’s.
2.    Als het woord eindigt op een s-klank, schrijf je alleen een apostrof.

Als je wil weten wat de klinkers zijn, dan kun je het beeld voor je zien dat je jezelf met een hamer op je hand slaat. Je zegt dan: ‘’Oei, au!’’. Hier zitten alle klinkers in: de a, e, i, o en u. Ook de IJ wordt gezien als klinker.

Slide 7 - Slide

Aan de slag!
Wat?

Hoe?

Overleg?

Daarna?
Tijd?



Maak opdracht 5, blz. 245 uit Op Niveau.


Voor jezelf. In stilte.


Nee, niet toegestaan.


Volgende les bespreken. Niet af = huiswerk.
10 min.

Slide 8 - Slide

Opbouw van een sprookje
Een sprookje schrijven doe je zo...


Titel: hoe heet jouw sprookje? Is de titel pakkend en spannend?
Moraal: wat wil je de lezer als wijze les meegeven?

Inleiding: introduceer alle personages (koningen, draken etc.). Beschrijf het uiterlijk en het karakter.
Middenstuk: waar gaat het verhaal over? Denk aan avontuur!
Slot: hoe loopt het verhaal af? Wint 'het goede' of 'het kwaad'?

Op de eindtoets krijg je de eerste en de laatste zin!
Gebruik veel fantasie!


Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Wat?



Hoe?

Overleg?

Daarna?
Tijd?

Schrijf een kort en griezelig sprookje (max. 200 woorden).
Gebruik daarin de meervoudsvormen van:
- fee
- heks
De bezitsvormen van:
- Sarah
- Lex

In Word.


Zachtjes praten.



Sprookje opslaan. Een sprookje wordt gekozen om voor te lezen.

Tot het einde van de les.


Slide 10 - Slide

Einde van deze les
Volgende les meer over bezitsvormen en de opbouw in verhalen...

Slide 11 - Slide