SO Thema 6 Ogen KB

SO H4 paragraaf 1 Oog


Neus
Tong
Huid
Oog
Oor
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

SO H4 paragraaf 1 Oog


Neus
Tong
Huid
Oog
Oor

Slide 1 - Slide

Succes!

Slide 2 - Slide

In de afbeelding is een deel van het oog van de mens in twee verschillende situaties schematisch getekend.

In figuur 1 in de afbeelding zijn de kringspieren rond de lens ontspannen.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Als bij een huilend persoon de tranen over de wangen rollen, komt dat doordat de traanbuizen het traanvocht niet voldoende kunnen afvoeren.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Als je tegen de zon in probeert te kijken, spannen de straalsgewijs lopende spieren in je oog zich.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

De wimpers zijn er speciaal op er mascara op te doen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz


In de afbeelding is een deel van het netvlies schematisch getekend. In de afbeelding is met S de blinde vlek aangegeven.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz


Het licht valt op het netvlies volgens de richting van de pijl.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Als een voorwerp dichterbij komt...
A
spant de kringspier spannen de lensbandjes
B
Ontspant de kringspier ontspannen de lensbandjes
C
ontspant de kringspier spannen de lensbandjes
D
spant de kringspier ontspannen de lensbandjes

Slide 9 - Quiz

Wanneer je per ongeluk recht in een felle lamp kijkt, zie je eventjes zwarte vlekken. Deze vlekken ontstaan doordat een onderdeel van het oog tijdelijk beschadigd is geraakt door het felle licht. De plekken die zijn beschadigd, functioneren niet meer goed. Hierdoor zie je zwarte vlekken. Na een paar keer knipperen zijn de beschadigingen weer hersteld en kun je weer goed zien.

Welk onderdeel van je oog heeft in bovenstaand geval beschadigingen opgelopen?
een voorwerp dichterbij komt...
A
de blinde vlek
B
de lens
C
de pupil
D
het netvlies

Slide 10 - Quiz

Als iemand een plotseling gebaar in de richting van je ogen maakt, sluit je onmiddellijk je ogen.
Roelof-Jan zegt hierover: ‘Dat sluiten van je ogen is een reflex.’
Oscar zegt hierover: ‘Door dat plotselinge gebaar in de richting van je ogen worden zintuigcellen geprikkeld.’

Wie heeft of hebben gelijk?

A
Alleen Oscar heeft gelijk
B
Alleen Roelof-Jan heeft gelijk.
C
Zowel Oscar als Roelof-Jan heeft gelijk.
D
Geen van beiden heeft gelijk.

Slide 11 - Quiz

Op welke plek in het oog liggen geen zintuigcellen?
A
In de blinde vlek.
B
In de gele vlek.
C
Op het netvlies.

Slide 12 - Quiz

Waardoor zie je geen kleuren als er heel weinig licht is?
A
De impulsen van de ogen worden alleen bij veel licht doorgegeven aan de hersenen.
B
De kegeltjes werken alleen goed bij veel licht.
C
De staafjes werken alleen goed bij veel licht.

Slide 13 - Quiz

In de afbeelding zie je het oog in vier verschillende situaties.

Iemand leest in de volle zon een boek.

Welke figuur geeft voor deze omstandigheden zowel de lensvorm als de pupilgrootte juist weer?
A
figuur 1
B
figuur 2
C
figuur 3
D
figuur 4

Slide 14 - Quiz

Waar in het oog wordt het scherpste beeld waargenomen?
A
in de blinde vlek
B
in de gele vlek
C
in de lens
D
in de kegel vlek

Slide 15 - Quiz

De zintuigcellen in het oog worden gevoeliger voor lichtprikkels wanneer er bijna geen licht is. De lichtgevoeligheid neemt de eerste tien minuten in het donker langzaam toe, na twintig minuten kun je al goed zien, na een uur zijn je ogen helemaal aangepast aan de geringe hoeveelheid licht.

Twee beweringen over de aanpassingen in het oog in de beschreven situatie zijn:
1 Na een uur in het donker is het aantal zintuigcellen sterk toegenomen.
2 Na een uur in het donker is de drempelwaarde voor de lichtprikkels verhoogd.
Welke van deze beweringen is of zijn juist?
A
alleen bewering 1
B
alleen bewering 2
C
zowel bewering 1 als bewering 2
D
geen van beide beweringen

Slide 16 - Quiz

In welke situatie trekken de straalsgewijs lopende spieren in je oog samen?
A
Als je een donkere ruimte in komt lopen.
B
Als je in de zon zit en een boek aan het lezen bent.
C
Als je tegen de zon in probeert te kijken.
D
Als iemand een bal naar je hoofd gooit.

Slide 17 - Quiz

Welk beeld van de koe (1, 2, 3 of 4) valt op het netvlies? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open question

Enkele delen beschermen de ogen tegen te fel licht. Schrijf de nummers op van twee van deze delen.

Slide 19 - Open question

Je vult de afwasteil met heet water. Wanneer je je handen in het water stopt, voelt het water erg heet aan. Maar als je een paar minuten bezig bent, valt het met de warmte wel mee.

In de context staat: ‘Maar als je een paar minuten bezig bent, valt het met de warmte wel mee.’
Leg uit waardoor het water niet meer zo heet aanvoelt als je handen een tijdje in het water zitten. Ga er bij je antwoord van uit dat de temperatuur van het water gelijk blijft.

Slide 20 - Open question

Noem twee soorten prikkels die je kunt waarnemen met je tong.
Geef van elk soort prikkel een voorbeeld.

Slide 21 - Open question

Hieronder zie je de weg die licht af moet leggen door je oog, maar het staat niet in de juiste volgorde. Zet de woorden op de goede plek.
Glasachtig lichaam
Lens
Hoornvlies
Pupil
Netvlies

Slide 22 - Drag question

Klaar!
Top!

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Drag question