fictie 2havo

Fictie
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fictie

Slide 1 - Slide

les 2 fictie blz. 30
Doel: je weet hoe spanning wordt opgebouwd

Slide 2 - Slide

programma:
  • theorie doornemen - blz.30
  • vragen maken over jouw boek
  • verder lezen
  • hw: maak opdr. 1 t/m 7 van blz. 31

Slide 3 - Slide

les 3 - Fictie

Slide 4 - Slide

programma:
  • vragen hw nakijken 
  • even praten over het boek
  • lezen in je boek
  • Boy 7: lezen tot 148
    Cyberboy: lezen tot 117

Slide 5 - Slide

fictie - boek 1
- Sla het fictie-opdrachtenboekje op in One Drive.
- Lees de algemene instructie goed door. Werk altijd in een               Word bestand.
- Maak uit niveau 1: opdracht 8 of 9
- Maak uit niveau 2: opdracht 1
- volgende week vrijdag je leesboek uitgelezen hebben + start fictie-opdrachten maken ->  24 november inleveren.

Slide 6 - Slide

Fictie

Slide 7 - Slide

Boy 7 en Cyberboy
  • Zou het verhaal ook in het echt kunnen?
  • Wat maakte het verhaal spannend?

  • Werk aan je fictie-opdracht op je laptop in een Word bestand
  • We werken in stilte.
     

Slide 8 - Slide

Fictie Periode 2

Slide 9 - Slide

mededelingen
  • Jumpsquaire: er komt nog een brief naar jullie ouders!
  • cijfer debatten
  • cijfer fictie
  • wees aardig en behulpzaam voor elkaar/respecteer elkaar
  • blijf je inzetten voor school: maak een betere planning/neem meer initiatieven voor leer strategieën/lees elke dag!

Slide 10 - Slide

de leesboeken
Boek 1: De slavenring -> klassikaal lezen + 1 verwerkingsopdracht

Boek 2: eigen keuze -> thuis lezen + 1 verwerkingsopdracht

Slide 11 - Slide

fictie-opdracht
  • stop je opdracht in een mapje
  • maak een voorblad
  • stop je hw-opdracht erin
  • verbeter je spelling en zinsbouw van opdr. 1 

Slide 12 - Slide

De slavenring - Simone van der Vlught
  • Wat weet je over de hoofdpersoon?
  • Wie zijn de belangrijkste bijpersonen?
  • Waar speelt zich dit af?
  • Wanneer speelt dit zich af 
  • Wat is er gebeurd en waarom?

Slide 13 - Slide

De slavenring
  • hoofdpersonages  - bijpersonages
  • ruimte (plaats/tijd/sfeer)
  • vertelperspectief
  • gebeurtenissen
  • thema (terugkerend onderwerp)

Slide 14 - Slide

personages
  • Folkrad: zoon van een Germaans stamhoofd - moedig - kan niet tegen onrecht - voelt zich schuldig voor het uitmoorden van zijn stam - slaaf geworden - 
  • Bijpersoon: Branthild
  • Cloë: geadopteerd romeins meisje - verkocht aan een slavenhandelaar - als slavin in Pompeï aan het werk gezet - is snel bang

Slide 15 - Slide

ruimte: plaatsen/tijd/sfeer
plaatsen: sibbe - een woud - op een galei - een haven in Italië - 
herberg in Rome - Pompeï - in een villa
tijdperk: 77 voor Christus - de Romeinse tijd
weer en seizoenen:
culturen:
voorwerpen:

Slide 16 - Slide

Vertelperspectief:
Door wie wordt het verhaal verteld?

Slide 17 - Slide

De ik-verteller:
 Het verhaal wordt door een ' ik'  verteld. Die 'ik' is een personage in het verhaal en weet alleen dingen die hij zelf heeft meegemaakt of die hem door andere personages zijn verteld.
Hij heeft dus inzicht in zijn eigen gedachten, maar niet in die van andere personages. Je leest dus maar één kant van het verhaal, namelijk van de 'ik'.
Die 'ik' kan dus onbetrouwbaar zijn.
Er kunnen meerdere ik-vertellers zijn. Dit noem je een 'meervoudig perspectief'.




Slide 18 - Slide

De personale verteller:
De personale verteller lijkt op de ik-verteller, maar het verhaal wordt vanuit de derde persoon verteld: de 'hij' of de 'zij' .
Dit is een personage en heeft alleen inzicht in zijn of haar eigen belevingswereld.
Er kunnen bij dit perspectief- net als bij de ik-verteller- ook meerdere vertellers in het verhaal voorkomen.

Slide 19 - Slide

De auctoriale verteller:
De auctoriale verteller is alwetend. Hij of zij ziet en hoort alles, kent de gedachten van alle personages, weet wat er vroeger is gebeurd, wat er later zal gebeuren of wat er tegelijk elders gebeurt.
Hij of zij kan een vooruitblik geven in het verhaal en kan als enige verteller de lezer direct aanspreken en hij kan commentaar geven op de gebeurtenissen.
Hier is de verteller géén personage in het verhaal!

Slide 20 - Slide

gebeurtenissen
  • Folkrad wordt gevangen genomen door de Romeinen, nadat hun dorp uitgebrand werd.
  • Folkrad wordt als slaaf verkocht in Italie.
  • Cloë wordt in Rome verkocht aan een slavenhandelaar.
  •   Cloë en Folkrad komen beiden als slaaf in hetzelfde huis te werken.
  • Cloé krijgt een kind, maar die wordt van haar afgepakt.
  • Folkrad vindt Cloé erg mooi en komt voor haar op. 
  • Folkrad wil vluchten.

Slide 21 - Slide

Fictie P3

Slide 22 - Slide

programma:
  • terugblik opdracht "De slavenring"
  • geen voldoende: -> verbeter je opdracht en lever versie 2 in
  • nieuw leesboek kiezen
    -> volgende week meenemen!!  

Slide 23 - Slide

fictie boek 4

Slide 24 - Slide

Tijd - blz. 90-91
Je leert hoe de schrijver spanning creëert met het gebruik van tijd.

Slide 25 - Slide

blz. 90
  • verteltijd
  • vertelde tijd
  • chronologisch - niet chronologisch
  • flashback
  • flashforward 

Slide 26 - Slide

opdr.4
  • Voor je fictiedossier maak je opdr. 4 over jouw leesboek.
  • Daarnaast maak je ook opdr. 1 van niveau 2 van je stencils over fictie-opdrachten.
  • Print je opdrachten uit en stop dit in jouw fictiedossier.

Slide 27 - Slide

planning leesboek 4:
  • 2 juni: klaar met lezen
  • 9 juni: fictie-opdracht inleveren
  • 16 juni: complete fictiedossier inleveren! (van klas 1 en 2)

  • 12 mei: over de helft van je boek zijn!
    Je hebt in je fictiedossier alle opdrachten van leerjaar 1 gestopt. 

Slide 28 - Slide

nabespreking opdr. 1 t/m 3
Pak je antwoorden erbij.

Slide 29 - Slide

poezie
Doel:
Je kan in één les een gedicht schrijven over een dier.

Slide 30 - Slide

gedicht
Dat jouw plekje leeg bleef
dat je maar niet kwam
hoe vaak ik je ook riep

Dat ik ben gaan zoeken
dat ik je toen vond
eerst dacht ik dat je sliep

Dat ik je nu mis
dat het pijn doet, pijn
als ik jouw naam hier typ.

Piep

Slide 31 - Slide

Wat zijn de kenmerken van een gedicht?

Slide 32 - Slide

Hoe maak je een gedicht?
  1. kies een dier
  2. maak een woordweb met gedachtes
  3. vorm zinnen over die woorden
  4. schrijf in strofes (minimaal 3) 

Slide 33 - Slide

poes

Slide 34 - Mind map

afsluiter
lees eens voor

Slide 35 - Slide