1. Vertrouwen vs wantrouwen (0 – 1 jaar)
In het eerste levensjaar doen kinderen hun eerste ervaringen in de sociale wereld op. Bij warme, zorgzame ouders, resulteert dit in een gevoel van vertrouwen, dat de wereld goed is. Bij verwaarlozende en mishandelende ouders, ontwikkelen de kinderen een fundamenteel gevoel van wantrouwen.
2. Autonomie vs twijfel en schaamte. (1 – 3 jaar)
Tijdens de peutertijd verwerven kinderen nieuwe mentale en motorische vaardigheden en willen ze voor zichzelf gaan beslissen. Als de ouder hier op een redelijke manier mee omgaat, verwerft het kind autonomie; een te strenge opvoeding kan uitmonden in schaamte en twijfel.
3. Initiatief vs schuld (3 – 6 jaar)
Tijdens deze leeftijd zien kinderen zich vaak in de rol van de volwassene. Ze spelen rollen na van de persoon die ze later willen worden. Wanneer de ouders deze doelgerichtheid aanvaarden en ondersteunen, dan ontwikkelt het kind initiatief. Hiermee wordt bedoeld: een gevoel van ambitie en verantwoordelijkheid. Als de ouders het nemen van initiatief in deze periode te veel beklemtonen, dan kan dit leiden tot een overmatige controledwang met bijbehorende schuldgevoelens.
4. Vlijt vs minderwaardigheid (6 – 11 jaar)
Op de lagere school oefenen kinderen hun vaardigheden en leren ze met anderen samen te werken. Een teveel aan negatieve ervaringen hierbij, kan leiden tot gevoelens van incompetentie en minderwaardigheid. Positieve ervaringen leggen de basis voor ijverigheid (vlijt) in het latere leven.
5. Identiteit vs rolverwarring (12 – 20 jaar)
Een adolescent probeert een antwoord te krijgen op de vragen “Wie ben ik,” en “Welke plaats heb ik in de samenleving?” De adolescenten zoeken hun positie op basis van zelfgekozen waarden en beroepsambities en leggen het fundament voor hun verdere identiteit. Als dit niet lukt, dan raken ze verward over die rol, die ze als volwassene kunnen en willen vervullen.
6. Intimiteit vs isolatie (18 – 30 jaar)
Tijdens de vroege volwassenheid is de belangrijkste uitdaging het bouwen van een liefdevolle en intieme relatie. Bij sommige lukt dit niet (o.a. wegens teleurstellingen in de vroegere stadia) en dit kan leiden tot gevoelens van isolatie en vervreemding.
7. Generativiteit vs stagnatie (30 – 60 jaar)
De belangrijkste uitdaging tijdens de middenvolwassenheid is om een blijvende manier bij te dragen tot de maatschappij. Men zorgt voor de volgende generatie door kinderen op te voeden, voor anderen te zorgen en te werken. Indien men tijdens dit stadium niet het gevoel heeft op een productieve manier tot de samenleving bij te dragen, ervaart men een gevoel van stagnatie, van gebrek aan zinvolle verwezenlijkingen.
8. Integriteit vs wanhoop ( > 60 jaar)
Tijdens de late volwassenheid kijken mensen terug op het leven dat ze geleid hebben en de persoon die ze geweest zijn. Als men hier een goed gevoel rond heeft, dan ervaart men integriteit; in het andere geval zal men een gevoel van wanhoop hebben en volgens Erikson ook de naderende dood vrezen.
(Bron: Brysbaert, M., & Dumoulin, F. (2018). Psychologie. Gent, Belgium: Owl Press.)