Cours 1

1: Unité 1
semaine 2

Cours 1
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1: Unité 1
semaine 2

Cours 1

Slide 1 - Slide

Le programme

1.  Vragen stellen
2. Uitspraak regels + Kahoot
3. Werkwoord leren
4. Naar buiten 
5. Oefeningen maken via Learnbeat






Slide 2 - Slide

Niet in de pauze op de gangen

Uitleg laptopkar
+ inloggen 

Slide 3 - Slide

Het doel van deze les is:
Aan het einde van deze les ken ik het werkwoord être (=zijn).


Slide 4 - Slide

2. Tu habites où?             Waar woon je?

 - J’habite à  ...                   Ik woon in ...

Slide 5 - Slide

Uitspraak regels
- Uitspraak regels  
- Oefenen met tekst
- Kahoot

Noteer de uitspraak regels achterin je schrift: 1 pagina vóór de vragen
Titel : UITSPRAAK REGELS

Slide 6 - Slide

Uitspraak top 10
1.  Frans woord eindigt op een d/s/t 
Begint het volgende woord met een medeklinker, dan spreek je de d/s/t niet uit: 
un grand garçon 

Begint het volgende woord met een "h" of een klinker* , dan spreek je de d/s/t wel uit. 
De s wordt dan een z-klank: des écoles
                                                                                                      * Klinkers=a-e-i-o-u-y

Slide 7 - Slide

Uitspraak 
2. e-é-è
e= u (dun)
é= éé ( één uur)
è = e (elf uur)

De -e aan het einde van het woord spreek je meestal niet uit.


Slide 8 - Slide

Uitspraak 
3. oi= wa

toilettes=twalet


Slide 9 - Slide

Uitspraak 
4. en=on

comment= common


Slide 10 - Slide

Uitspraak 
5. v=vw

la ville = la vwill


Slide 11 - Slide

Uitspraak 
6. au=oo 
     

beau=boo





Slide 12 - Slide

Uitspraak 
7. ç=s

garçon = garson


Slide 13 - Slide

Uitspraak 
8. ou=oe

bonjour= bonzjoer



Slide 14 - Slide

Uitspraak 
9. j=zj


bonjour= bonzjoer




Slide 15 - Slide

Uitspraak 
10. de "h" spreek je niet uit. 

l'hôtel= lootel


Uitzonderingen: le héros  - le hamster - le hockey




Slide 16 - Slide

Oefenen uitspraakregels
Page 16 
3- Ousmane

Eerst klassikaal, dan in tweetal numéro 4 - Aurélie

Slide 17 - Slide

Apprendre 1 et 2 page 36
Herhaal de woordjes.

Hierna gaan we naar buiten voor woordtikkertje.
timer
5:00

Slide 18 - Slide

être = zijn
Je gaat dit werkwoord in deze les leren.

Slide 19 - Slide


Hoe ga je dit werkwoord leren?
Ezelsbruggetjes?

Slide 20 - Slide

être      (^= s)
zijn
je suis
ik ben
tu es
jij bent
il/elle/on est
hij/zij/men is
nous sommes
wij zijn
vous êtes
jullie zijn/u bent
ils/elles sont
zij zijn

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

être      (^= s)
zijn
je suis
ik ben
tu es
jij bent
il/elle/on est
hij/zij/men is
nous sommes
wij zijn
vous êtes
jullie zijn/u bent
ils/elles sont
zij zijn

Slide 23 - Slide

Verschil ils/elles?

Slide 24 - Slide

Somtoday


Uitleg  planning

Slide 25 - Slide

Vous allez faire:
Ensemble: 8A
Vous allez faire: 8B-C-D

Fini?                dan mag je extra het werkwoord  être
op de laptop oefenen:Menu au choix * / ** / *** 










timer
30:00

Slide 26 - Slide

                    Het doel van deze les was:
Aan het einde van deze les ken ik het werkwoord être (=zijn).

Is dit gelukt?
Noem het rijtje met zijn allen op: 
jongens tegen de meisjes!

Slide 27 - Slide