Leestekens

Leestekens en hoofdletters
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leestekens en hoofdletters

Slide 1 - Slide

Doel 
Toelichting schrijven bij een afbeelding met hoofdletters en leestekens.

Hoofdletters
  • Ik weet bij welke woorden ik een hoofdletter gebruik. 
Leestekens
  • Ik weet welke leestekens je aan het eind van een zin kunt gebruiken. 
  • Ik  weet wanneer je een leesteken gebruikt. 

Slide 2 - Slide

HOOFDLETTERS en leestekens
 
Waarom gebruik je die?



Ze maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


Je kunt de tekst beter begrijpen.

Slide 3 - Slide

Gebruik van HOOFDLETTERS
  • Aan het begin van een zin.
  • Bij namen van personen, straten, steden en landen
  • Namen van feesten. 

Slide 4 - Slide

Schrijf deze zin met hoofdletters.
lieke viert kerstmis in frankrijk.

Slide 5 - Open question

Schrijf de zin met hoofdletters.
rik punt is vrienden met jan de hoop.

Slide 6 - Open question

Gebruik van leestekens 
. = een gewone zin 
? = een vraagzin
! = nadruk leggen op een woord of zin

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide


A
.
B
?
C
!

Slide 11 - Quiz


A
.
B
?
C
!

Slide 12 - Quiz

ik krijg een pakje van mijn oma

Slide 13 - Open question

Kom nu naar binnen

Slide 14 - Open question

Het eten staat op tafel
Blijf staan waar je staat
Pikt de meeuw de kruimels op
?
!
.

Slide 15 - Drag question

Schrijf de zin met hoofdletters en leestekens.
woont bas koster aan de lindelaan in gouda

Slide 16 - Open question

Schrijf de zin met hoofdletters en leestekens.

lees nu je engelse boek

Slide 17 - Open question

Deze zet ik aan het einde van een zin:
(meerdere antwoorden goed)
A
.
B
,
C
!
D
?

Slide 18 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en punten goed?
A
Yara heeft. Gisteren pizza gehaald daar houdt. Zij ontzettend veel van het liefst zou Yara elke dag wel pizza willen eten.
B
Yara heeft gisteren. Pizza gehaald daar houdt zij ontzettend veel. Van het liefste zou Yara elke dag wel pizza willen eten.
C
Yara heeft gisteren pizza gehaald. Daar houdt zij ontzettend veel van. Het liefste zou Yara elke dag wel pizza willen eten.
D
Yara heeft gisteren pizza gehaald daar. Houdt zij ontzettend veel van. Het liefste zou Yara elke dag wel pizza willen eten.

Slide 19 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en punten goed?
A
Jouw zusje is niet blij. Dat komt omdat jij tegen haar gelogen hebt. Dat mag niet.
B
Jouw zusje is niet blij dat. Komt omdat jij tegen haar gelogen hebt. Dat mag niet.
C
Jouw zusje. Is niet blij dat komt omdat. Jij tegen haar gelopen hebt dat mag niet.
D
Jouw zusje is niet blij. Dat komt omdat jij tegen haar gelogen. Hebt dat mag niet.

Slide 20 - Quiz

Wat heb ik geleerd? 

Hoofdletters
  • Ik weet bij welke woorden ik een hoofdletter gebruik.

Leestekens
  • Ik weet welke leestekens je aan het eind van een zin kunt gebruiken.

Slide 21 - Slide

Lesdoel: Ik kan leestekens op de juiste manier gebruiken.
  • Begin een zin met een hoofdletter
  • Eindig een zin met een . of ? of !
  • Wanneer iemand iets zegt doe je het zo:
Meester Bram zei: 'Hoi!'
  • Gebruik : bij een opsomming.
Ik heb vanochtend veel gegeten: kaas, boterhammen en appels.

Slide 22 - Slide

Even herhalen
punt, vraagteken, uitroepteken

Slide 23 - Slide

Waar staan de hoofdletters en punten goed?
A
Jelle gaat met zijn familie op fietsvakantie ze. Fietsen dan door verschillende landen. Dat lijkt mij best pittig.
B
Jelle gaat met zijn familie op fietsvakantie. Ze fietsen dan door verschillende landen. Dat lijkt mij best pittig.
C
Jelle gaat. Met zijn familie op fietsvakantie ze fietsen dan. Door verschillende landen dat lijkt mij best pittig.
D
Jelle gaat met zijn familie op fietsvakantie. Ze fietsen dan door verschillende landen dat. Lijkt mij best pittig.

Slide 24 - Quiz

Achter welke zin moet een uitroepteken?
A
Mama schreeuwde het uit toen Max haar liet schrikken
B
Het publiek schaterde het uit toen clown de grap maakte
C
De meester stormde naar buiten en werd heel boos
D
Plotseling komt de boze buurman naar buiten en roept: ‘Ophouden, jullie’

Slide 25 - Quiz

Achter welke zin moet een uitroepteken?
A
Jan deed het raam open en riep: ‘Ik kom eraan, mama’
B
Mark liep naar zijn klasgenoot en zei: ‘Hier, je mag mijn pen wel lenen’
C
De boswachter zei: ‘Wat maken de vogels toch een kabaal vandaag’
D
De kinderen rennen gillend over het schoolplein

Slide 26 - Quiz

Achter welke zin moet een vraagteken?
A
Ik wil graag een patatje oorlog alsjeblieft
B
Mag je het hele jaar vuurwerk afsteken
C
Met een vragende blik keken de leerlingen de meester aan
D
Dinsdag komen papa en mama terug van hun vakantie

Slide 27 - Quiz

Waar staan de leestekens goed?

meester bram zegt hoi
A
Meester Bram zegt: 'Hoi'!
B
Meester Bram zegt: 'hoi!'
C
Meester Bram zegt; 'Hoi'!
D
Meester Bram zegt: 'Hoi!'

Slide 28 - Quiz

Waar staan de leestekens goed?
A
Ik dacht aan van alles, eten drinken en slapen
B
Ik dacht aan van alles: eten, drinken en slapen
C
Ik dacht aan van alles: eten, drinken en slapen.
D
ik dacht aan van alles, eten drinken en slapen

Slide 29 - Quiz

Is de volgende zin goed gespeld?
Volgens meester Bram mag je niet slapen in de klas.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz

Joost zei: 'je mag hier niet staan!'
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quiz

'Hoera, jij bent jarig!', riep mama blij.
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz

De groenteboer deelt appels uit aan Bas, Stan en Sara.
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quiz

In welke zin hoort een komma?
A
Jaap heeft sinds een paar dagen een nieuwe kat in huis.
B
Marit houdt van rood blauw en geel.
C
Op die grote school is elke dag wel een kind jarig.
D
Sinds kort heeft Laurens een nieuw kapsel.

Slide 34 - Quiz

Typ de volgende zin met goede leestekens:
de jongen rent naar huis

Slide 35 - Open question

de juf zegt goedemorgen allemaal!

Slide 36 - Open question

bas vraagt waarom mag ik hier niet zitten

Slide 37 - Open question

Ik      wilde     zitten        maar       dat     mocht     niet.
,

Slide 38 - Drag question

Mag       ik       hier      zitten        oma  
,
?

Slide 39 - Drag question

Ik zag dat je trui vies is
Moet je geen schone trui aantrekken
Doe een schone trui aan
Punt
Vraagteken
Uitroepteken

Slide 40 - Drag question