H3.3 II

Naam
Nummer
Naam
Nummer
Mustafa Al Dujaili
1
Hanin Hajkadour
13
Gacel Alghaeb
2
Rukia Hussein
14
Esma Arik
3
Lisanne Kelder
15
Hajar Arojan
4
Raziël Mostert
16
Joud Asfari
5
Adan Muse
17
Dana Bataineh
6
Shadi Nokarizi
18
Jaylon van den Berg
7
Marte Poortinga
19
Shadira De Bique
8
Keano Sarkez Lelham
20
Tara van Diepen
9
Shamira Sleijster
21
Selin Erçetin
10
Wadil Ben Soltana Seghari
22
Jax Everts
11
Jessica Wensink
23
Jale Gunes
12
24
25
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Naam
Nummer
Naam
Nummer
Mustafa Al Dujaili
1
Hanin Hajkadour
13
Gacel Alghaeb
2
Rukia Hussein
14
Esma Arik
3
Lisanne Kelder
15
Hajar Arojan
4
Raziël Mostert
16
Joud Asfari
5
Adan Muse
17
Dana Bataineh
6
Shadi Nokarizi
18
Jaylon van den Berg
7
Marte Poortinga
19
Shadira De Bique
8
Keano Sarkez Lelham
20
Tara van Diepen
9
Shamira Sleijster
21
Selin Erçetin
10
Wadil Ben Soltana Seghari
22
Jax Everts
11
Jessica Wensink
23
Jale Gunes
12
24
25

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Herhalen vorige lessen.
  • Uitleg 3.3
  • Werken.
  • Uitleg 3.4

Slide 2 - Slide

Wat weten jullie nog?
Pak je aantekeningen voor je!

Slide 3 - Slide

Waarom was er minder handel in de vroege middeleeuwen?
A
Er waren te veel steden.
B
De koningen vroegen te veel belasting.
C
Het was veel te onveilig.
D
Er werd te weinig geproduceerd.

Slide 4 - Quiz

Welke oorzaak van het uiteenvallen van het Romeinse rijk hoort er niet bij?
A
Het leger was te klein om de grenzen te bewaken.
B
Er kwam veel te weinig belasting binnen.
C
Er was veel ruzie over de opvolging van de keizers.
D
De burgers kwamen in opstand.

Slide 5 - Quiz

Wanneer begonnen de Middeleeuwen ongeveer?
A
500 na Chr.
B
500 voor Chr.
C
800 na Chr.
D
1000 na Chr.

Slide 6 - Quiz

Welk deel van het Romeinse Rijk bleef nog bijna 1000 jaar bestaan?
A
Het West Romeinse rijk.
B
Het Noord Romeinse rijk.
C
Het Oost Romeinse rijk.
D
Het Zuid Romeinse rijk.

Slide 7 - Quiz

In hoeveel delen was een domein opgedeeld? Gebruik een woord, geen getal!

Slide 8 - Open question

Welk woord hoort hierbij:
"De horige moesten werken op het land van de heer."
A
Herenservice
B
Horigenwerk
C
Horigenklus
D
Herendienst

Slide 9 - Quiz

Hoe heet het systeem van heren, horigen en herendiensten?

Slide 10 - Open question

Wat gebeurde er met Bonifatius in Dokkum?
A
Hij werd hartelijk verwelkomd.
B
Hij kreeg een bijl door zijn hoofd.
C
Er werd hem vriendelijk gevraagd nooit meer te komen.
D
Hij kreeg geld aangeboden.

Slide 11 - Quiz

De mensen in Europa geloofden in natuurgoden. Hoe noemden de Christenen deze mensen.
A
Afvalligen
B
Heidenen
C
Bekeerden
D
Idioten

Slide 12 - Quiz

Sommige symbolen werden ook de Christenen hergebruikt. Welke zie je nog elk jaar?

Slide 13 - Open question

Hoe noemde je de monniken die het Christelijke geloof verspreiden?
A
Missies
B
Miniseries
C
Nonnen
D
Missionarissen

Slide 14 - Quiz

Bij welke gebeurtenis bemoeide de kerk zich niet?
A
Geboorte
B
De kerk bemoeide zich met alles!
C
Dood
D
Trouwen

Slide 15 - Quiz

Wat was het grootste verschil tussen de verspreiding van de Islam en het Christendom?
A
De snelheid
B
De hoeveelheid goden
C
De boodschap
D
de grootte van het gebied

Slide 16 - Quiz

De samenleving bestond uit verschillende standen. Welke was de eerste?
A
Adel
B
Geestelijkheid
C
Boeren
D
geen van allen

Slide 17 - Quiz

Lesdoel
  1. Je weet hoe de Islam ontstaan is.
  2. Je kent de vier kenmerken van de Islam.
  3. Je kent de vijf zuilen van de Islam.
  4. Je kunt uitleggen waarom de Islam zich zo snel verspreid heeft.

Slide 18 - Slide

Vier kenmerken
  1. Heilig boek, de Koran.
  2. Er is één God, dat is Allah, en Mohammed is zijn laatste en belangrijkste profeet.
  3. Vrijdagmiddag komen Moslims samen in hun gebedshuis, de moskee.
  4. Je leeft volgens de vijf zuilen als Moslim. 

Slide 19 - Slide

Zuilen
  1. Er is één God en dat is Allah en Mohammed is zijn profeet.
  2. Vijf keer per dag bidden met je gezicht naar Mekka.
  3. Je moet armen en zieken helpen.
  4. Je moet vasten in de Ramadan maand.
  5. Je moet één keer in je leven op bedevaart naar Mekka. 

Slide 20 - Slide

Verspreiding
  1. Na 632, de dood van Mohammed, verspreid de Islam zich verder.
  2. Rijke steden worden veroverd.
  3. Joden en Christenen mochten hun geloof houden.
  4. Alle niet Moslims moesten extra belasting betalen.

Slide 21 - Slide

Aan het werk.
10 minuten 

Werk in tweetallen of met z'n drieën.
Lees paragraaf 3.3.
Maak paragraaf 3.3 vraag 6 t/m 13.
timer
10:00

Slide 22 - Slide

Lesdoel
  1. Je weet waardoor de landbouwproductie steeg.
  2. Je kunt benoemen, waar en waardoor de steden weer gingen groeien.
  3. Je weet wat de Hanze is.

Slide 23 - Slide

Drieslagstelsel
Jaar 1
zomergraan
wintergraan
braak 
Jaar 2
braak
zomergraan
wintergraan
Jaar 3
wintergraan
braak
zomergraan
  • Opbrengst van het land stijgt.
  • Voedsel wordt niet alleen voor eigen gebruik geproduceerd.
  • Boeren gebruiken een markt om producten te verhandelen.

Slide 24 - Slide

Kloosters
Ontginnen woeste grond. 
Meer landbouwgrond. Dus hogere opbrengst.

Slide 25 - Slide

De Hanze
Zwolle
  • Geld speelt weer een rol

Slide 26 - Slide

Aan het werk.
Huiswerk:

Werk in tweetallen of met z'n drieën.
Lees paragraaf 3.4.
Maak paragraaf 3.4 vraag 1 t/m 6.

Slide 27 - Slide