Algemeen
1. Je kunt een gebeurtenis uit de oudheid of de middeleeuwen in het juiste tijdvak met de juiste jaartallen plaatsen.
2. Je kunt de gebeurtenissen van hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 in de juiste volgorde plaatsen.
3. Je kunt de begrippen van hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 van definitie naar begrip noemen.
4. Je kunt feiten van meningen onderscheiden.
5. Je kunt de betrouwbaarheid van bronnen toetsen (denk aan de vragen van de GELE KAART!)
6. Je kunt de overige lesdoelen van de paragrafen toepassen en herkennen in bronnen.