Herhaling Imperium Romanum p. 3.4 + 3.5 - Klas 1

Leerdoelen 
Algemeen
1. Je kunt een gebeurtenis uit de oudheid of de middeleeuwen in het juiste tijdvak met de juiste jaartallen plaatsen.
2. Je kunt de gebeurtenissen van hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 in de juiste volgorde plaatsen. 
3. Je kunt de begrippen van hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 van definitie naar begrip noemen. 
4. Je kunt feiten van meningen onderscheiden. 
5. Je kunt de betrouwbaarheid van bronnen toetsen (denk aan de vragen van de GELE KAART!)
6. Je kunt de overige lesdoelen van de paragrafen toepassen en herkennen in bronnen.

 

1 / 43
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leerdoelen 
Algemeen
1. Je kunt een gebeurtenis uit de oudheid of de middeleeuwen in het juiste tijdvak met de juiste jaartallen plaatsen.
2. Je kunt de gebeurtenissen van hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 in de juiste volgorde plaatsen. 
3. Je kunt de begrippen van hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 van definitie naar begrip noemen. 
4. Je kunt feiten van meningen onderscheiden. 
5. Je kunt de betrouwbaarheid van bronnen toetsen (denk aan de vragen van de GELE KAART!)
6. Je kunt de overige lesdoelen van de paragrafen toepassen en herkennen in bronnen.

 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen §3.4

1. Je kunt de oorzaken voor het ontstaan van de crisis van de derde eeuw benoemen. 
2. Je kunt de maatregelen benoemen die keizer Diocletianus nam om de crisis van de derde eeuw op te lossen. 
3. Je weet wat de limes is, hoe deze functioneerde en uitleggen waarom het limessysteem lastig was om te onderhouden. 
4. Je weet wie de Franken waren en waarom hun samenwerking met de Romeinen ze succesvol maakten. 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen §3.5

1. Je kunt uitleggen wat monotheïstische en polytheïstische godsdiensten zijn en kunt het geloof van de Romeinen, het jodendom en het christendom hieronder scharen. 
2. Je kunt uitleggen waarom de joodse hogepriesters Jezus van Nazareth als onruststoker zagen en hem lieten kruisigen. 
3. Je kunt uitleggen waarom het christendom onder velen populair werd en zich snel verspreidde. 

Slide 3 - Slide

Algemeen

Slide 4 - Slide

In 800 n. Chr. wordt Karel de Grote tot keizer gekroond. In welk tijdvak is dit? Noteer ook de jaartallen die bij dit tijdvak horen. Doe dat zo: "Tijd van ................. (jaartal) (v. chr./n. chr.) tot (jaartal) (v. chr./n. chr.)"

Slide 5 - Open question

In 30 n. Chr. sterft Jezus van Nazareth aan het kruis. In welk tijdvak is dit? Noteer ook de jaartallen die bij dit tijdvak horen. Doe dat zo: "Tijd van ................. (jaartal) (v. chr./n. chr.) tot (jaartal) (v. chr./n. chr.)"

Slide 6 - Open question

Maak de juiste combinaties.
senaat
limes
consul
Germanen
Augustus
Volk ten noorden van de Romeinse limes.
Leider van het Romeinse rijk.
Grens van het Romeinse Rijk.
Romeinse keizer.
Hier werden belangrijke beslissingen genomen in het Romeinse Rijk.

Slide 7 - Drag question

Tijdbalk van gebeurtenissen hoofdstuk 3 en 4.1
...........
...........
...........
...........
...........
...........
Clovis wordt gedoopt tot christen
Octavianus beëindigd de burgeroorlog en wordt Augustus
Karel Martel verslaat de Moren bij de Slag bij Poitiers
Jezus van Nazareth wordt geboren
Keizer Diocletianus splitst het bestuur in vier delen
Karel de Grote maakt Aken tot de hoofdstad van zijn rijk

Slide 8 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste plek in de tekst
De Romeinen geloofden in:
De Christenen geloofden in:
Een feit is iets wat ik:
Een mening is :
:
veel Goden
één God
Ik kan bewijzen
Hoe ik over iets denk

Slide 9 - Drag question

Feit
Mening
Medesenatoren vermoorden Julius Caesar
Sommige senatoren dachten dat hij koning wilde worden.
Vermoord op 15 maart 44.Chr. 
Hij was een gevaar voor de republiek
Brutus had spijt van het vermoorden van Julius Caesar
23 messteken vermoord

Slide 10 - Drag question

Lees de bron.
Is dit een betrouwbare bron? Geef een argument voor en een argument tegen. 
Kies het juiste antwoord.

Toelichting: Deze bron gaat over de keizerskroning van Karel de Grote. Het is geschreven door de goede vriend van Karel; Einhard rond het jaar 825. Einhard is zelf waarschijnlijk aanwezig geweest bij deze kroning. Hij schreef een biografie over het leven van Karel de Grote, waar dit een onderdeel van is. Einhard wilde met de biografie Karel de Grote als voorbeeld stellen van een goede leider voor andere koningen. 
De kroning (800 n. Chr.)
De inwoners van Rome hadden paus Leo mishandeld. Ze hadden zijn ogen uitgestoken en zijn tong afgesneden. Daarom riep hij de koning te hulp. Karel ging naar Rome om een eind te maken aan de wandorde in de Kerk. Hij bleef er de hele winter. Het was toen dat hij de titel 'keizer' ontving. In het begin had hij echt een hekel aan die titel. hij zei dat hij die dag geen voet in de kerk zou hebben gezet, als hij had geweten wat de paus van plan was. 






Slide 11 - Slide

Welk van de onderstaande beweringen over de betrouwbaarheid van de bron is onjuist?
A
Betrouwbaar, Einhard was een goede vriend van Karel de Grote dus hij heeft niks negatiefs over Karel in de bron gezegd. Hij wil hem niet zwartmaken.
B
Betrouwbaar, Einhard heeft de gebeurtenis van dichtbij meegemaakt en is ooggetuige.
C
Minder betrouwbaar, Einhard wil Karel de Grote ophemelen omdat door zijn bedoeling met de bron hij Karel beter wil laten lijken dan hij is.
D
Minder betrouwbaar, Einhard heeft het 25 jaar later pas opgeschreven, hij zal veel zijn vergeten.

Slide 12 - Quiz

Paragraaf 3.4

Slide 13 - Slide

Crisis van de Derde eeuw

Slide 14 - Slide

Wat is géén oorzaak voor het ontstaan van de crisis van de derde eeuw?
A
Er werden vele keizers gedood omdat generaals de macht wilden grijpen
B
De soldatenkeizers wilden de trouw afkopen van hun soldaten om populair te blijven, maar daardoor ontstond o.a. een economische crisis.
C
Invallende Germanen werden soms afgekocht of andere Germaanse stammen werden ingezet om Germanen tegen te houden.
D
Het Romeinse Rijk was opgesplitst in verschillende delen waardoor het kleiner en zwakker werd.

Slide 15 - Quiz

Germaanse invallen
  • De Romeinse leger / verdediging wordt steeds zwakker door burgeroorlogen
  • Germanen gaan samenwerken
  • Germanen vallen het rijk binnen op zoek naar rijkdom en goed land om op te vestigen
volksverhuizingen (door o.a. komst van de Hunnen). 

Slide 16 - Slide

Oplossing van Diocletianus
1. Boeren werden gebonden aan de grond waar ze werkten en moest in de stad iedereen hetzelfde werk doen als zijn vader om makkelijk belasting te heffen. 
2. Ambtenaren aanstellen om de afspraken te controleren. 
3. Het grote rijk opsplitsen in twee delen met twee keizers en twee hulpkeizers per deel.

Slide 17 - Slide

De limes
De Romeinse expansie wordt door de Germanen gestopt
Ze besluiten de Rijn als grens te gebruiken: de limes
Langs de limes worden forten en legerkampen gebouwd
De Bataven helpen met het verdedigen van de limes
Uitbreiding

Slide 18 - Slide


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof 
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


De Grote Volksverhuizing tussen de 3e en 5e eeuw.
Hunnen
De Hunnen waren een stam uit Azië. Ze waren gevreesd omdat ze erg wreed zouden zijn. Europese stammen slaan op de vlucht en kunnen, nu de grenzen niet meer zijn bewaakt, het Romeinse Rijk binnentrekken.
De Vandalen waren een Oost-Germaanse stam die in 429 n.Chr. onder leiding van koning Geiserik Afrika binnentrok.

De Vandalen kwamen helemaal tot aan Rome. Ze plunderden de stad een paar keer en roofden zelfs het goud van de tempeldaken.
Het begrip vandalisme komt inderdaad van de plunderende Vandalen.
De Angelen en Saksen steken de Noordzee over en komen terecht in Engeland.
Franken
Veel namen van stammen kom je tegenwoordig nog steeds tegen in namen van landen en streken: Franci (Frankrijk), Alemanni (Duitsland, in het Frans: Allemange), Bavarii (Beieren), enz.

Slide 19 - Slide

De Franken
Een Germaanse stam. Bekend als plunderaars van het Romeinse Rijk. Later werden ze ingezet als bondgenoten om andere Germaanse stammen uit het Romeinse Rijk te houden. 

Slide 20 - Slide

Zet de zinnen op de juiste plek
Past bij het begrip volksverhuizingen
Past niet bij het begrip volksverhuizingen
Veel Germaanse volkeren zochten bescherming bij de Romeinen.
De Germaanse volkeren trokken tijdens de volksverhuizingen het Romeinse rijk binnen.
Door de volksverhuizingen kwam er een einde aan het
West- Romeinse rijk. 

De Romeinse grenzen waren zo sterk dat de Germaanse volkeren niet binnen konden dringen.
De volksverhuizingen gebeurden in de 4e en 5e eeuw.

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Video

Noem 3 oorzaken die in het filmpje worden genoemd waardoor het Romeinse Rijk is ingestort.
Doe het zo: 1 =.......... 2=......... 3=...............

Slide 23 - Open question


Romulus Augustulus





De 'kleine Augustus' is de laatste keizer van het West-Romeinse Rijk.
Hij is 10 jaar als hij keizer wordt, maar na een jaar wordt hij afgezet door de Germaan Odoaker.


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Paragraaf 3.5

Slide 28 - Slide

Polytheïsme
Monotheïsme
Geloof in meerdere goden
Geloof in één god
christendom
geloof van de Romeinen

Slide 29 - Drag question

Het Jodendom

Slide 30 - Slide

Judea-Palestina

Slide 31 - Slide

Geloof
  • Eigen geloof houden bij verovering Romeinen
  • Overal meerdere geloven in Romeinse Rijk, behalve in provincie Judea.
  • Daar wonen Joden.

Slide 32 - Slide

Jodendom
Jodendom:
  1. Één god
  2. Leven volgens eigen leefregels
  3. Heilige boeken lezen

Slide 33 - Slide

Jodendom/christendom
Vanaf 1e eeuw v. Chr. komt Palestina (Judea) in handen van de Romeinen. De joden die daar woonden geloofden in een messias (een verlosser) die een nieuw tijdperk van vrede kwam brengen. 

Volgelingen van Jezus van Nazareth geloofden dat hij de messias was voor de joden. De hogepriesters van het jodendom geloofden dat niet. 

Slide 34 - Slide

Jezus van Nazareth
  • Trok rond en vertelde verhalen over God.
  • Christus
  • Aanhangers: zoon van God. 
  • Onruststoker volgens sommige Joden
  • Romeinen bang voor onrust
  • In het jaar 33 gearresteerd en aan het kruis gestorven

Slide 35 - Slide

Christendom
  • Geloof in één god volgens de leer van Jezus Christus.
  • Christen: een volgeling van Jezus Christus.

Slide 36 - Slide

De verspreiding van het christendom

Slide 37 - Slide

De leer van Christus
- naastenliefde
- grote aandacht voor de ondergeschikten in de samenleving: Iedereen is gelijk in de ogen van God. Dus vrouwen (denk aan de grote rol van Maria in de Bijbel), slaven en zieken (Christus geneest zieken door ze aan te raken). 
--> hierdoor wordt het christendom populair onder verschillende bevolkingsgroepen en verspreid het zich gauw onder het Romeinse Rijk. 

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Martelaarschap
Als je stierf voor het geloof ging je rechtstreeks naar de hemel. Vele christenen willen zo'n martelaar worden. 

De Romeinen doodden vele christenen omdat ze 
de keizer niet als god wilden vereren. Zij werden
als ze hun geloof niet afzworen letterlijk voor de
leeuwen gegooid. De dapperheid van deze
christenen maakte het christendom ook popu-
lairder. 
Het verhaal van de martelares Perpetua is heel beroemd geworden. Om het martelaarschap beter te begrijpen; lees "Perpetua" op blz. 64

Slide 40 - Slide

Leerdoelen 
Algemeen
1. Je kunt een gebeurtenis uit de oudheid of de middeleeuwen in het juiste tijdvak met de juiste jaartallen plaatsen.
2. Je kunt de gebeurtenissen van hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 in de juiste volgorde plaatsen. 
3. Je kunt de begrippen van hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 van definitie naar begrip noemen. 
4. Je kunt feiten van meningen onderscheiden. 
5. Je kunt de betrouwbaarheid van bronnen toetsen (denk aan de vragen van de GELE KAART!)
6. Je kunt de overige lesdoelen van de paragrafen toepassen en herkennen in bronnen.

 

Slide 41 - Slide

Leerdoelen §3.4

1. Je kunt de oorzaken voor het ontstaan van de crisis van de derde eeuw benoemen. 
2. Je kunt de maatregelen benoemen die keizer Diocletianus nam om de crisis van de derde eeuw op te lossen. 
3. Je weet wat de limes is, hoe deze functioneerde en uitleggen waarom het limessysteem lastig was om te onderhouden. 
4. Je weet wie de Franken waren en waarom hun samenwerking met de Romeinen ze succesvol maakten. 

Slide 42 - Slide

Leerdoelen §3.5

1. Je kunt uitleggen wat monotheïstische en polytheïstische godsdiensten zijn en kunt het geloof van de Romeinen, het jodendom en het christendom hieronder scharen. 
2. Je kunt uitleggen waarom de joodse hogepriesters Jezus van Nazareth als onruststoker zagen en hem lieten kruisigen. 
3. Je kunt uitleggen waarom het christendom onder velen populair werd en zich snel verspreidde. 

Slide 43 - Slide