Het bijvoegelijk naamwoord

1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le but:
Aan het einde van de les kan ik het bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier toepassen

Slide 2 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Kies de juiste vorm:
Luc est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Mes frères sont (klein)
A
petites
B
petite
C
petit
D
petits

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Voorbeelden:

Il a un chat gris
Ma mère a 5 chats gris

L'éléphant est gros
Les éléphants sont gros

Slide 10 - Slide

Le chat est rouge
La chambre est rouge 

Slide 11 - Slide

Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (frans)
A
francais
B
francaise
C
francaiss
D
francaises

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les chats sont (rood)
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les sacs sont (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide