Examentraining HC1. Britse Rijk 1585-1900

Examentraining
HC 1. Britse Rijk 1585-1900
1 / 44
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Examentraining
HC 1. Britse Rijk 1585-1900

Slide 1 - Slide

Planning:

Deel 1.
Kennis check Kahoot

Deel 2.
Opdracht jaartallen/gebeurtenissen/kernbegrippen

Deel 3
Uitleg en maken examenopdrachten

Slide 2 - Slide

HC 1.1. 
Op welke manieren ontwikkelden zich de Engelse koloniën in de Amerika's (1585-1833)?

Slide 3 - Slide

Waarom 1585 als startjaar voor HC 1
Het Britse Rijk?
A
De Britten plantten toen hun vlag op Amerikaanse bodem
B
De Britten eisten Noord- Amerika op
C
Britten stichtten een kolonie in New England
D
Britten stichtten een kolonie op Roanoke Island

Slide 4 - Quiz

Wat was géén motief voor de Britse kolonisten om in de 17e eeuw naar Noord-Amerika te gaan?
A
Britse kolonisten waren op zoek naar goedkope grond
B
Britse kolonisten wilden graag snel rijk worden
C
Britse kolonisten wilden wapens kopen van de indianen
D
Britse kolonisten wilden vrijheid van godsdienst

Slide 5 - Quiz

Waarom werden de Engelse migranten die de kolonie New Engeland stichtten, de Pilgrim Fathers genoemd?

Slide 6 - Open question

Waarover ging de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865)?
A
Streven naar onafhankelijkheid van Groot-Brittannië
B
Om afschaffing van de slavernij
C
'No taxation without representation'
D
Strijden voor afzetting van de absolute vorst

Slide 7 - Quiz

Hoe heet de oorlog die hieraan vooraf ging (1775-1784)?

Slide 8 - Open question

Gedurende de negentiende eeuw verschoof het zwaartepunt binnen het Britse Rijk van Amerika naar India.
 Geef twee redenen voor het verminderd belang van Amerika.

Slide 9 - Open question

Zet in de goede volgorde!
1620                        1660-1752               1776                       1807                        1861-1865
Afschaffing  slavenhandel Groot-Brittannië

Slide 10 - Drag question

Oefenopdracht
WelkWoordWeg HC 1.1.

Slide 11 - Slide

Welk Woord moet Weg?
A
driehoekshandel
B
New England
C
plantage-economie
D
RAC

Slide 12 - Quiz

Welk Woord moet Weg?
A
Pelgrim Fathers
B
calvinisten
C
Anglicaanse Kerk
D
democratie

Slide 13 - Quiz

Welk Woord moet Weg?
A
volkssoevereiniteit
B
absolutisme
C
trias politica
D
natuurrechten

Slide 14 - Quiz

Welk Woord moet Weg?
A
George III
B
Founding Fathers
C
Declaration of independence
D
onafhankelijkheid

Slide 15 - Quiz

Welk Woord moet Weg?
A
Confederatie
B
abolutionisme
C
Abraham Lincoln
D
burgeroorlog

Slide 16 - Quiz

HC. 1.2.
Waardoor werd India in de 19e eeuw de belangrijkste kolonie binnen het Britse Rijk (1765-1885)?

Slide 17 - Slide

Europees imperialisme bestond al langer. Kan jij de ka's die over dit onderwerp gaan in de juiste eeuw plaatsen?






16e eeuw 






17e eeuw






18e eeuw






19e eeuw
KA begin Europese expansie overzee (ontdekkingsreizen)
KA wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het ontstaan van een wereldeconomie 
KA de moderne  vorm van imperialisme, die samenhing met de industrialisatie
KA uitbreiding Eur. overheersing met plantagekoloniën / slavenhandel + abolitionisme

Slide 18 - Drag question

Geld dat wordt verdiend aan belasting, wordt meestal weer gebruikt in de samenleving. Er worden wegen of andere voorzieningen van betaald. De Britten dwongen in het Verdrag van Allahabad af dat ze belastingvrij konden handelen. Leg uit wat hier een gevolg van is voor India.

Slide 19 - Open question

Aanleiding
Oorzaken
Gevolg
V.S. wordt onafhankelijk van Engeland
Suikerplantages op Jamaica en Barbados zijn niet meer winstgevend
Mogolvorsten verliezen macht aan de lokale vorsten
Verhouding tussen Engeland en India veranderd. Engeland gaat India koloniseren.
Verdrag van Allahabad
Engeland wil meer grip krijgen op binnenlandse handel in India

Slide 20 - Drag question

Geef een aantal oorzaken waardoor de Britten India in bedwang kon houden

Slide 21 - Open question

Na welke gebeurtenis werd India een kolonie van Groot-Brittannië?
A
Verdrag van Allahabad
B
De Grote Opstand
C
Inname Bengalen door EIC
D
instellen Indian National Congress

Slide 22 - Quiz

Welk begrip hoort níet bij 'handelskapitalisme'?
A
wereldeconomie
B
handelscompagnie
C
EIC
D
industrie

Slide 23 - Quiz

Welke oorzaak zie je hier waardoor Groot-Brittannië zijn koloniale macht verder kon verstevigen?

Slide 24 - Open question

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
westers superioriteitsgevoel
B
afschaffing standenmaatschappij
C
East India Compagny
D
modern imperialisme

Slide 25 - Quiz

Op welke wijze kwam dit superioriteitsgevoel tot uiting in India door de Britten?

Slide 26 - Open question

Wat is een gevolg van deze houding?
A
Reform Bill
B
Opstand onder Indiase soldaten
C
Queen Victoria werd de keizerin van India
D
Oprichting Indian National Congress in 1885

Slide 27 - Quiz

Opdracht 1.2.
Maken examenvragen

Slide 28 - Slide

Bron: India na 1857
Nadat de opstand van 1857 was neergeslagen werd een einde gemaakt aan het bestuur door de East India Company, en vanaf 1863 kwam India rechtstreeks onder het bestuur van de Britse regering te staan. De Britten hervormden, al voor die tijd, het rechtsstelsel en het onderwijssysteem. Hiermee was onder meer Thomas Macaulay belast, die tussen 1834 en 1838 het door hem inferieur geachte traditionele stelsel verving door een op het Britse systeem geschoeid systeem, met als voertaal Engels. Rond 1850 werd er ook een begin gemaakt met de bouw van een spoorwegnet door het subcontinent, dat nog altijd een van de meest zichtbare erfenissen van het Britse bewind is. Een andere erfenis zijn de grote irrigatiekanalen.
In deze koloniale periode was Brits-Indië een land waar grote verdeeldheid heerste. Dat kwam mede doordat de Britten de gebruiken van de Indiërs niet altijd eerbiedigden. De Britten veroorzaakten veel onrust door bijvoorbeeld heilige koeien te slachten en onreine dieren te eten. In 1812 hadden de Britten de weduweverbrandingen verboden maar dit gebruik bleef nog lange tijd bestaan. Er was veel onvrede onder Indiërs. Dit werd ook gevoed door de terugkerende hongersnoden.

Gebruik de bron

2p Toon met twee voorbeelden uit de bron aan dat de periode van het ‘modern imperialisme’ ongeveer halverwege de 19e eeuw begint.
 
 


Slide 29 - Slide

Om twee punten te krijgen, moet je uitleggen wat modern imperialisme is en dit twee keer illustreren met de bron. De beste manier is twee kenmerken te noemen van het modern imperialisme (zoals meer politieke grip, economische uitbreiding landinwaarts (grondstoffen en afzetmarkt – en dus spoorwegen), meer bemoeienis met wetgeving, onderwijs, rechtsysteem, etc.

DUS:
 
Met modern imperialisme wordt bedoeld dat een moederland zich meer gaat bemoeien met de politiek, economie en het sociale leven van de mensen in hun koloniën.

Dit zie je in de bron, want vanaf 1857 valt India onder het directe gezag van Engeland (dus met Engelse ambtenaren in plaats van inheemse vorsten).
Dit zie je in de bron, want daar staat dat de Engelsen het rechtsstelsel en het onderwijssysteem hervormden.
Dit zie je in de bron want daar staat dat ze met een spoorwegnet en met irrigatiekanalen meer invloed willen hebben op de productie en transport van grondstoffen.
 

Slide 30 - Slide

HC 1.3.
Welke rol speelden de koloniën in sociaal-economische ontwikkelingen in Groot-Brittannië (1750-1900)?

Slide 31 - Slide

Welke twee economische voordelen hadden de kolonies voor GB?

Slide 32 - Open question

Oorzaken industrialisatie
in Groot-Brittannië

Slide 33 - Mind map

Slide 34 - Slide

Welke twee nieuwe bevolkingsgroepen ontstonden er in de geïndustrialiseerde landen?
A
koopmannen en ambachtslieden
B
liberale ondernemers en arbeiders
C
fabrikanten en kooplieden
D
kolonisten en arbeiders

Slide 35 - Quiz

Welke twee wetten in GB waren een gevolg van de industrialisatie?

Slide 36 - Open question

Weet jij wie dit is en waarom hij een belangrijk historisch figuur is?

Slide 37 - Open question

Welke gebeurtenis in 1851 liet zien dat Groot-Brittannië de werkplaats van de wereld was?
A
invoering Gemeentewet
B
Reform Bill
C
1e Wereldtentoonstelling
D
kolonisatie Bermuda

Slide 38 - Quiz

Opdracht 
Jaartallen/ gebeurtenissen/ personen en kernbegrippen 
op een rijtje

Slide 39 - Slide

Zes gebeurtenissen in Groot-Brittannië:
1 Als compensatie van het afschaffen van de slavernij krijgen plantage-eigenaren op de Cariben 20 miljoen pond schadevergoeding.
2 Op de eerste wereldtentoonstelling, gehouden in Londen, laat Groot-Brittannië zien dat het ‘de werkplaats van de wereld’ is.
3 Het Britse parlement neemt een wet aan die trans-Atlantische slavenhandel verbiedt: voor elke slaaf gevonden op een Brits schip komt een boete van 100 pond.
4 Ondanks felle tegenstand in het Hogerhuis wordt in Engeland en Wales een wet van kracht die industriesteden meer stemmen in het parlement geeft.
5 Een jaar na de onafhankelijkheidsverklaring boekt het leger van de opstandige kolonisten in Amerika een belangrijke militaire overwinning in de Slag bij Saratoga.
6 In de eerste sociale wet die het Britse parlement aanneemt, wordt kinderarbeid aan banden gelegd.

Zet de gebeurtenissen in juiste chronologische volgorde, van vroeger naar later. Noteer alleen de nummers. 








Slide 40 - Slide

De juiste volgorde is: 5, 3, 4, 1, 6, 2

Opmerking: Als door het weglaten van één foutief geplaatst nummer een verder complete foutloze reeks ontstaat, wordt 1 scorepunt toegekend. 

Slide 41 - Slide

Bron: In 1828 kijkt William Radcliffe terug op de industrialisatie van de textielnijverheid

De jaren van 1788 tot 1803 zal ik de ‘gouden tijd’ noemen. Na die tijd is er steeds een geleidelijke neergang geweest. Laat ik me in mijn beschrijving beperken tot de families in mijn eigen omgeving. Deze families, in die tijd waren dat landarbeiders en kleine boeren, hielden zichzelf in leven met verschillende bezigheden, zoals spinnen en ambachten, zoals dat ook werd gedaan door de generaties vóór hen. Maar toen kwamen er machinaal gesponnen garens in de mode, zowel voor de schering als voor de inslag en de vraag naar stoffen groeide zo hard dat alles verkocht kon worden. Stoffen gemaakt van wol of linnen verdwenen. Bestaande weefateliers konden de vraag niet aan, dus werd elke rommelkamer, werden zelfs oude schuren, koetshuizen en allerlei bijgebouwtjes opgeknapt tot weefatelier. Overal schoten wevershuizen als paddestoelen uit de grond. De prijs van de arbeid steeg tot vijfmaal de hoogte die ooit eerder in deze omgeving was bereikt, elk gezin bracht 40, 60, 80, 100 of zelfs 120 shilling mee naar huis.

Gebruik de bron

Met deze bron kun je verklaren waarom het voor ondernemers aantrekkelijk wordt om te investeren in de ontwikkeling van weefmachines.
2p Geef die verklaring.
 



Slide 42 - Slide

Om twee punten te krijgen, moet je twee dingen verklaren:
- waarom is het aantrekkelijk om te investeren
 waarom juist in weefmachines

Dus: 
Omdat de prijs van de weefarbeid tot vijfmaal toe was gestegen, is het aantrekkelijk juist hier te investeren, zodat de prijs van het weven omlaag kan.
Het ging juist om het weven (lappen stof maken), want het spinnen (draden maken) was al geïndustrialiseerd / gemechaniseerd / met machines, en om de totale katoenproductie te kunnen verhogen moest ook het weven gemechaniseerd worden

Slide 43 - Slide

Maken Oefentoets

Slide 44 - Slide