This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
English Reading Skills
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Doe precies wat is gevraagd, niet meer niet minder!!!! (tip - schrijf dit op)
-Antwoord NIET in Engels behalve als je de antwoord exact van de tekst overmoet nemen of moet citeren van de tekst. Geen punten woorden toegekend voor Engelse antwoorden!!!!!
Slide 5 - Slide
Tips
-Lees elke vraag twee keer om goed te begrijpen wat je moet doen. Begrijp je de vraag niet, verspil tijd niet aan de vraag, zet een - of een ? ernaast en als er tijd over is, ga terug naar die vraag, bijvoorbeeld
Slide 6 - Slide
Tips
-Als de vraag luidt ‘schrijf dat woord/die woorden over’, dat betekent dat de antwoord exact van de tekst overgenomen moet worden en ongeveer 1-4 woorden lang is. En deze antwoorden niet naar het Nederlands vertalen!!!!
Slide 7 - Slide
Tips
-Twee antwoorden geven bij een meerkeuze vraag is meteen een foute antwoord. Geef alleen 1 antwoord.
Slide 8 - Slide
Tegenstelling:
1. But – maar
2. Nevertheless – desalniettemin
3. Even so – toch, desondanks
4. Whereas – daarentegen
5. While – terwijl
6. However - echter
Uitbreiding:
6. And – en
7. Also – ook
3. likewise - net als
Gevolg / conclusie
8. Because – omdat
9. So – daarom, dus
10. Therefore – daarom
11. Consequently - als gevolg van
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Skimmen
Scannen
Intensief lezen
De tekst snel lezen zodat je ongeveer weet waar de tekst over gaat
Je gaat op zoek gaat naar specifieke informatie.
Lees elk woord en zorg dat je het stukje tekst begrijpt
Slide 14 - Drag question
Wat is het doel van begrijpend lezen?
A
Een tekst begrijpen
B
Belangrijke informatie uit een tekst halen
C
Betekenis van onbekende woorden achterhalen
D
Een tekst voor plezier kunnen lezen
Slide 15 - Quiz
Bij welke strategie lees je de hele tekst nauwkeurig?
A
Intensief lezen
B
Skimmend
C
Begrijpend
D
scannend
Slide 16 - Quiz
Engelse teksten lezen en begrijpen.
A
Lukt mij goed.
B
Gaat redelijk.
C
Vind ik lastig.
D
Lukt niet.
Slide 17 - Quiz
"Waarom wordt het leefgebied kleiner?"
Welke leesstrategie heb je nodig bij deze vraag?
A
scannend lezen
B
oriënterend lezen
C
intensief lezen
D
skimmend lezen
Slide 18 - Quiz
skimmend lezen
scannend lezen
intensief lezen
tekst helemaal lezen
tekst goed begrijpen
specifieke informatie vinden
vinden van hoofdzaken
Slide 19 - Drag question
Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1:
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is.
Situatie 2:
Voor biologie moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3:
Je hebt morgen een toets over politieke besluitvormingen. Je leest de tekst in je boek maatschappijleer.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoek de website van het pretpark.
Orienterend lezen
skimmend lezen
intensief lezen
scannend lezen
Kritisch lezen
Slide 20 - Drag question
Tekst
Skimmen
(titel, plaatjes)
Stap 2
Stap 3
Stap 5
Stap 4
Stap 1
antwoord geven
Intensief lezen
Vraag lezen
Scannen
Slide 21 - Drag question
Effectief of niet: leesstrategieën
Effectief
Niet effectief
Eerst de hele tekst lezen
Aantekeningen maken
Bedenken wat je al weet
Starten met het lezen van vragen
Starten met lange teksten
Eerst bekijken waar de tekst over gaat
Zelf bedenken wat het antwoord op de vraag kan zijn
Letten op plaatjes
Slide 22 - Drag question
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Wat betekent 'triggered' in de volgende zin? Triggered reactions can be intense and unpleasant, and may even overtake our consciousness, as with a flashback experienced by a war veteran.
A
getrokken
B
duwen
C
laten afgaan
D
ontwijken
Slide 30 - Quiz
Wat betekent 'duplicate' in de volgende zin? She learnt how to duplicate his methods.
A
overschrijven
B
kopiëren
C
afschrift
D
reproduceren
Slide 31 - Quiz
Wat betekent 'lead' in de volgende zin? Jane was the lead manager of the project.
A
loden
B
aanlijnen
C
de weg wijzen
D
leidinggevende
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
Slide 42 - Slide
Slide 43 - Slide
Slide 44 - Slide
Slide 45 - Slide
Open vragen
Beantwoord een open vraag ALTIJD in het Nederlands tenzij er wordt gevraagd om een (stukje van) zin te citeren!!