toets 2.1 t/m 2.3 2kgt

Welke 3 letters horen bij een stad?

1 / 16
next
Slide 1: Open question
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke 3 letters horen bij een stad?

Slide 1 - Open question

geef aan of de volgende zinnen juist of onjuist zijn.
1. een wereldstad is belangrijker dan een megastad.
2. een wereldstad heeft meer inwoners dan een megastad.
A
1 = juist, 2= onjuist
B
1 = onjuist, 2 = juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 2 - Quiz

Welke van de volgende steden is een wereldstad?
A
Shanghai
B
Mumbai
C
Sao Paulo
D
Parijs

Slide 3 - Quiz

noem een verschil tussen CBD en suburb.
stap 1: bedenk wat een CBD is en wat een suburb is.
stap 2: benoem het verschil
Den aan soort bebouwing of wie er woont

Slide 4 - Open question

Welk begrip hoort bij de omschrijving. Van tevoren de inrichting van een stad bedenken, met regels en wetten over waar je mag bouwen.
A
infrastructuur
B
CBD
C
segregatie
D
stadsplanning

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de twee redenen dat er krottenwijken ontstaan bij steden in arme landen?

Slide 6 - Open question

Waardoor groeit een megastad sneller dan een gewone stad? Noem 1 oorzaak

Slide 7 - Open question

Welke drie problemen komen in alle megasteden ter wereld voor?

Slide 8 - Open question

Zet de zinnen over de groei van steden in een arm land in de goede volgorde. Begin met 1. Zo ontstaat er een logisch verhaal over hoe steden groeien.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Bekijk de figuur hiervoor.
a. Welke stad (A of B) hoort bij een rijk land.
b. Leg uit waarom je deze stad gekozen hebt

Slide 11 - Open question

Vul de juiste woorden in. Schrijf op je antwoordenblad 1 tm 3.
Er blijven dus woorden over. TIP: bepaal voor jezelf eerst de betekenis van de begrippen.
Kies uit: bevolkingsgroei – krottenwijk – informele sector – suburbanisatie – urbanisatie – verbeterde krottenwijk.

Slide 12 - Open question

In Azië zie je op straat allemaal mensen die dingen verkopen, van limonade tot riemen, van sinaasappels tot medicijnen: straathandel.
A. In welke sector werken deze mensen?
B. Noem 2 kenmerken van deze sector.

Slide 13 - Open question

Bekijk het plaatje hiervoor.
a. Bij welke stad zie je de opbouw van een rijke stad? A of B
b. Leg uit waarom je deze stad gekozen hebt.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Noem 1 voorbeeld van een gunstige ligging van een stad.

Slide 16 - Open question