H1.3 "vermogen en energie"

hst 1.3 "vermogen en energie"
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

hst 1.3 "vermogen en energie"

Slide 1 - Slide

Vandaag
Korte herhaling H1.1 en H1.2
Vermogen
Uitleg formule  P = U x I
Uitleg formule E = P x t
Zelfstandig werken
Huiswerk controle



Slide 2 - Slide

serie? parallel? zie volgende dia's

Slide 3 - Slide

Waarom zijn alle apparaten in huis parallel aangesloten?

Slide 4 - Open question

Fasedraad
Nuldraad
Schakeldraad

Slide 5 - Drag question

Leerdoelen
  • Wat is het vermogen van een apparaat.

  • Rekenen met spanning, stroomsterkte en vermogen.

  • Berekenen van energieverbruik van elektrische apparaten in kWh.

  • Berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.

Slide 6 - Slide

Paragraaf 2
Een apparaat met een klein vermogen gebruikt per seconde weinig
energie. (Heeft dus weinig smarties nodig)

Maar een apparaat met een GROOT vermogen  gebruikt per seconde veel
energie. (Heeft dus veel smarties nodig)


Slide 7 - Slide

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen

Afkorting: P

De eenheid van vermogen is:
Watt (W) 



Slide 8 - Slide

Paragraaf 2
Het vermogen (P) hangt af van: De spanning (U)
  • Hoe meer volt (V), des te groter het vermogen in Watt (W)

Het vermogen (P) hangt ook af van: De stroomsterkte (I)
  • Hoe meer Ampere (A), des te groter het vermogen in Watt (W)
De formule is dan dus: 
P=UI

Slide 9 - Slide

Paragraaf 2
Rekenen met het vermogen:


Slide 10 - Slide

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)

Opgave:
Op een lader van een telefoon
staat 5 V en 2 A. 
Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?




Slide 11 - Slide

antwoord
Gegevens    U = 6V
                         I   = 2A
Gevraagd     Wat is het vermogen in W?
Formule        P  =   U  x I 
Uitwerking   P  =   6  x 2 =12
 Antwoord    Het vermogen is 12 W

Slide 12 - Slide

Wat is de eenheid van Vermogen?

Slide 13 - Open question

Een apparaat van 1950 W is aangesloten op het stopcontact. Hoe groot is de stroomsterkte door het apparaat?

Slide 14 - Open question

Paragraaf 2
Zoals we al zagen is het vermogen (P) de hoeveelheid energie (E) die per seconde (s) gebruikt wordt. of te wel:


Als we dan de hoeveelheid energie willen uitrekenen is dat dus:

vermogen=tijdenergie
Energie=vermogentijd

Slide 15 - Slide

Paragraaf 2
Belangrijk: als we het vermogen (P) invullen in W(att) en de tijd (t) in seconden (s) krijg je het energieverbruik (E) in Ws en noemen we altijd J(oule)

als we het vermogen (P) invullen in KiloWatt (kW) en de tijd (t) in uur (h) krijg je het energieverbruik (E) in Kilowattuur (kWh)

Slide 16 - Slide

Energieverbruik 
  • Apparaten verbruiken energie. We rekenen af  per kWh.

  • 1 kiloWatt is 1.000 Watt.                                                                                                        Kilo-Watt-uur (kWh) is de maatstaf voor elektrische energie-inhoud. 

  • Het is het gemiddeld vermogen dat verbruikt wordt gedurende één uur.              Een elektrische kachel met een maximaal vermogen van 2 kW verbruikt per uur 2 kWh       als hij maximaal aanstaat.

  • Een kWh (kilo-Watt-uur) kost ongeveer 23 cent => Maar hoe rekenen we hiermee?

Slide 17 - Slide

Energieverbruik
1
2
3

Slide 18 - Slide

E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)

Een lamp met een vermogen van 15W 
brandt de hele avond (18:00 - 23:00)
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt.

Slide 19 - Slide

Antwoord
Gegevens :    P = 15 W = 0,015 kW ; t = 23:00-18:00 = 5 uur
Gevraagd:      Hoeveel energie verbruikt de lamp  in kWh
Formule:         E = P x t
Uitwerking:    E = 0,015 x 5 = 0,075 kWh
Antwoord:       De energieverbruik van de lamp is 0,075 kWh

Slide 20 - Slide

Tijdens het studeren staat je bureaulampje 1,5 uur aan. Op het lampje staat 25 W. Wat is de verbruikte energie?

Slide 21 - Open question

Een beamerlamp heeft een vermogen van 200 W. De beamer kan ongeveer 4000 uur branden. Hoeveel energie kost het om de lamp helemaal op de branden?

Slide 22 - Open question

Samenvatting
Vermogen is hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt!
P = U x I   (vermogen in Watt)

Energieverbruik is het gemiddelde vermogen dat verbruikt wordt gedurende één uur
E = P x t   (vermogen in kiloWatt)


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Leg uit hoe kortsluiting kan ontstaan

Slide 25 - Open question

Hoe kan overbelasting ontstaan?

Slide 26 - Open question

Waarom zijn er in huis meerdere groepen

Slide 27 - Open question

Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V
Bereken het vermogen van dat lampje.

Slide 28 - Open question

Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 10 W. Hoeveel energie gaat er in die tijd in de telefoon?

Slide 29 - Open question

Op een zaklamp staat: 50 V en 2 A. De zaklamp staat 10 uren aan. Bereken de energie die deze zaklamp verbruikt in die tijd.

Slide 30 - Open question