Personal pronouns

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Hello 1b!

What we are going to do today:

- Herhalen grammatica voor de toets

Aan het eind van de les:

Kennen/kunnen we:

- De persoonlijk voornaamwoorden in het Engels

- Kunnen we de persoonlijk voornaamwoorden gebruiken

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?

Persoonlijk voornaamwoord

Het is een kort woordje dat je kunt gebruiken in plaats van een persoon of personen

Die man in de zwarte jas loopt snel.

Hij loopt snel.

De kinderen uit de klas leren goed.

Zij leren goed.

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.

She is very sweet.

They are always late.

Why do you like him?

Bezittelijk voornaamwoorden

Met deze woorden kun je aangeven dat het om BEZIT gaat. 

Mijn boek

Jouw boek

Haar boek

LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!

Dit zijn persoonlijke voornaam-

woorden die gaan over het ONDERWERP. Ze staan aan het begin van de zin.

Let op!

In het Engels heb je twee keer het persoonlijk voornaamwoord: you

you betekent: jij en jullie

Let op!

In het Nederlands heb je twee keer het persoonlijk voornaamwoord: zij

zij betekent: 1 meisje en een groep

 Zij heeft een hond.

Zij hebben een hond.

Vul aan:
___ (ik) am 12 years old.

1. You
2. He
3. They
4. I

Vul aan:
___ (zij) is late for school.

1. They
2. She
3. He
4. It

Vul aan:
___ (hij) is taller than me.

1. he
2. we
3. she
4. you

_____(we) are going to play football.

1. you
2. we
3. I
4. they

I have funny friends, _____(zij) always make me laugh.

1. they
2. she
3. you
4. we

Are_____(jij) coming to my party?

1. I
2. she
3. they
4. you

Do you see that cat? ____(het) is very fluffy.

1. he
2. she
3. it
4. you

mijn

jouw

zijn

haar

van het

ons

jullie

hun

my

your

his

her

its

our

your

their

Aan het eind van de les:

Kennen/kunnen we:

- De persoonlijk voornaamwoorden in het Engels

- Kunnen we de persoonlijk voornaamwoorden gebruiken