H13 Verhoudingsvraagstuk

Sociale ongelijkheid bestuderen
Welke begrippen heb je daar voor nodig?

1 / 41
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Sociale ongelijkheid bestuderen
Welke begrippen heb je daar voor nodig?

Slide 1 - Slide

Sociale ongelijkheid
  • Een situatie 
  • waarin verschillen tussen mensen (in al dan niet aangeboren kenmerken)
  • consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie
  • en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling

Slide 2 - Slide

Verhoudingsvraagstuk (HC)
verwijst naar de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden
en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vormgeven aan deze verschillen.

Slide 3 - Slide

Verband:
"en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vormgeven aan deze verschillen."

"...en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling"
Toepassing:

Zet de volgende beroepen op volgorde van waardering (hoog naar laag):
Bankier   - vuilnisman- arts- agent

Slide 4 - Slide

Verschillen tussen mensen:
Beroep, sekse, leeftijd, etniciteit, lengte, opleiding, uiterlijk .....

Hoe geeft onze maatschappij vorm aan deze verschillen?

Slide 5 - Slide

Sociale ongelijkheid: 
Ongelijkheid ontstaat op 4 terreinen:
- ongelijke verdeling van economische hulpbronnen: Geld en bezit (= schaarse zaken, waardering)
- ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen (contacten met mensen, netwerk)
- ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen: status en aanzien
- ongelijke verdeling van politieke hulpbronnenmacht en gezag 

Slide 6 - Slide

Maatschappelijke positie
Sociale ongelijkheid word vaak gekoppeld aan de plek die iemand inneemt ten opzichte van anderen = maatschappelijke positie
Sociale stratificatie = mensen per laag indelen-->
Alle lagen samen: Maatschappelijke ladder

Slide 7 - Slide

Mobiliteit
Sociale mobiliteit: in hoeverre kan je stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder.
Weinig soc. mob. ---- Veel soc. mob.
Gesloten samenleving --> open samenleving

Positietoewijzing: maatschappelijke oorzaken bepalen maatsch. pol.
Positieverwerving: groepen of individuen krijgen maatsch pos. door eigen bijdrage

Slide 8 - Slide

Hoe sociale ongelijkheid ontstaat.
Oorzaken van sociale ongelijkheid

Slide 9 - Slide

Toewijzing en verwerving
Welke variabelen hebben invloed op schoolniveau?

Positietoewijzing: maatschappelijke oorzaken van buiten jezelf beïnvloeden je maatschappelijke positie

 Positieverwerving: het verkrijgen van een maatschappelijke positie door de eigen bijdrage.


Slide 10 - Slide

Door een goede score op de CITO eindtoets, krijgt een leerling een havo/vwo advies
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 11 - Quiz

Leerlingen die thuis geen Nederlands spreken, beginnen vaak met een achterstand aan de basisschool. Deze achterstand is moeilijk om in te halen.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 12 - Quiz

Een voorschool kinderopvangorganisatie met een educatief programma voor kinderen met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 13 - Quiz

Door een bijbaan te kiezen die bij je studie past, doe je alvast praktijkervaring op voor je toekomstige baan.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 14 - Quiz

Omdat je graag wil slagen, neem je in overleg met je ouders huiswerkbegeleiding tot het examen.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 15 - Quiz

5 omgevingsfactoren...
... die invloed hebben op sociale ongelijkheid:
  1. Europeanisering & globalisering
  2. Informatisering & digitalisering
  3. Veranderende man-vrouwverhouding
  4. Stijging opleidingsniveau
  5. Ontwikkeling naar een postindustriële samenleving (dienstensector)

Elke factor heeft positieve én negatieve gevolgen voor bepaalde groepen in de samenleving. 

Slide 16 - Slide

Gevolgen van sociale ongelijkheid
Gevolgen op het gebied van:
  • onderwijs
  • cultuur en vrije tijd
  • politiek
  • gezondheid
  • Ergste geval: sociale uitsluiting
  • Sociale ongelijkheid kan zorgen voor conflict.


Slide 17 - Slide

Gevolgen: onderwijs
Opleidingsniveau ouders --> opleidingsniveau kinderen
Deels aangeboren.
Deels aangeleerd: 
  1. Cultureel kapitaal (= kennis, houdingen, opvattingen en smaak die horen bij hogere sociale posities). --> bepaalde communicatie met en behandeling door juf/meester.
  2. Houding ouders tov onderwijs --> opleidingsniveau kinderen

Slide 18 - Slide

Gevolgen: cultuur
Opleidingsniveau --> vrijetijdsbesteding
Elitecultuur/high culture: bijv. musea, theater, klassieke muziek, lezen. (cultureel kapitaal)
Massacultuur/popular culture: bijv. voetbal, popconcert, actiefilms, stripboeken.
PAS OP! voor stereotypen en vooroordelen
Cultuur is relatief, dus elementen uit de elitecultuur kunnen worden overgenomen door de massacultuur (Nachtwacht van Rembrandt) 

Slide 19 - Slide

Gevolgen: politiek
Opleidingsniveau --> politieke participatie
  1. electorale participatie: alle activiteiten die te maken hebben met verkiezingen (stemmen, posters ophangen, lid van politieke partij, verkiezingsdebat etc.)
  2. niet -electorale participatie: alles behalve verkiezingen. Protesteren, media inschakelen, naar de rechter stappen, brieven schrijven
Hoogopgeleiden participeren meer, worden beter gerepresenteerd (ook Kamerleden zijn vaak hoogopgeleid). Als laag opgeleide mensen zich niet herkennen in de politiek, hebben ze er ook minder gezag voor.

Slide 20 - Slide

Gevolgen: politiek
waar is politieke participatie goed voor?
  1. Instrumentele visie: participatie is een middel(instrument) om besluiten te nemen. Niet teveel participatie (want kost tijd en burgers weten minder dan politici). 
  2. ontwikkelingsvisie: Participatie is een doel op zich, belangrijk voor de ontwikkeling van burgers, voor hun kennis over democratie en daardoor voor de democratie zelf. 

Slide 21 - Slide

Het is belangrijk dat besluiten die genomen worden in de Tweede Kamer overeenkomen met de mening van het volk, ongeacht of het volk bij de besluitvorming betrokken wordt
A
Instrumentele visie
B
Ontwikkelingsvisie

Slide 22 - Quiz

Amsterdammers worden uitgedaagd om mee te denken over oplossingen voor het probleem met fietsers in de spits. De gemeente hoopt dat betrokkenen hierdoor ook meer begrip voor elkaar krijgen.
A
Instrumentele visie
B
Ontwikkelingsvisie

Slide 23 - Quiz

Door middel van een enquête wordt gevraagd naar de mening van burgers over smartphonegebruik onder jongeren. De mening van de burgers wordt door experts wel besproken, maar de experst beslissen naar eigen inzicht.
A
Instrumentele visie
B
Ontwikkelingsvisie

Slide 24 - Quiz

Een hogeschool denkt erover om haar lestijden om te gooien zodat onderwijsruimtes beter benut worden. De mening van studenten wordt meegenomen door een paar vertegenwoordigers die mee vergaderen met het bestuur.
A
Instrumentele visie
B
Ontwikkelingsvisie

Slide 25 - Quiz

Een sportvereniging neemt haar besluiten op de algemene ledenvergadering. Ze roept alle leden op om zoveel mogelijk te komen en mee te denken. Dan weet iedereen straks hoe het eraan toe gaat en zijn de besluiten makkelijker te realiseren.
A
Instrumentele visie
B
Ontwikkelingsvisie

Slide 26 - Quiz

Een politieke partij wil zo veel mogelijk jongeren betrekken bij het maken van wetten. Dit omdat het voor de jongeren dan voelt als hun eigen besluit waardoor de anderen erop aan durven spreken als zij zich niet houden aan de wet.
A
Instrumentele visie
B
Ontwikkelingsvisie

Slide 27 - Quiz

Gevolgen: gezondheid
Opleidingsniveau --> gezondheid
verklaringen:
- hoogopgeleiden hebben meer kennis van gezondheid en stappen daardoor o.a. eerder naar de dokter
- kennis --> gezondere levensstijl --> gezonder gedrag
- hoogopgeleiden kunnen beter communiceren met een arts (door cultureel kapitaal) en worden daardoor eerder & beter geholpen en houden zich beter aan adviezen.

Slide 28 - Slide

Sociale uitsluiting 
als er sprake is van meer dan één van de volgende componenten:
  1. - beperkte sociale en politieke participatie 
  2. - beperkte normatieve integratie
  3. - niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoefte
  4. - geringe toegang tot sociale grondrechten
10% vd NLers

LET OP! Deze componenten komen in ieder examen voorbij!

Slide 29 - Slide

Gevolgen: conflict
sociale ongelijkheid --> spanningen/conflicten
vormen van ongelijkheid die tot conflict leiden:
- genderongelijkheid
- generatieongelijkheid
- klasseverschillen
- etnische verschillen
- sociaal culturele verschillen
afhankelijke van de cultuur kiest men voor het harmoniemodel of het conflictmodel om met conflicten om te gaan.

Slide 30 - Slide

Gevolgen van maatschappelijke conflicten
Minder cohesie op macroniveau & meer cohesie op mesoniveau (bedenk hier voorbeelden van!)
Conflict kan leiden tot verandering (vrouwenkiesrecht, homohuwelijk, zwarte Piet) of tot een machstevenwicht (zwarte Piet in Staphorst)


Deze 4 gevolgen moet je kunnen toepassen op een situatie uit de werkelijkheid.

Slide 31 - Slide

Tijdens de coronacrisis stelde het kabinet subsidies voor bedrijven in om te voorkomen dat er werkloosheid zou ontstaan.
A
Wijkgericht achterstandsbeleid
B
Onderwijsbeleid
C
Inkomensverdelings- beleid
D
Actief arbeidsmarktbeleid

Slide 32 - Quiz

In de wijk Vathorst werkt de gemeente Amersfoort samen met o.a. een lokale kerk om gezinnen in moeilijke omstandigheden te ondersteunen
A
Onderwijsbeleid
B
Sociale zekerheidsbeleid
C
Inkomensverdelings-beleid
D
Wijkgericht achterstandsbeleid

Slide 33 - Quiz

Het kabinet Rutte-4 gaat het sociaal leenstelsel voor studenten afschaffen, omdat dit stelsel studeren voor minder welvarende studenten erg duur en moeilijk maakt.
A
Wijkgericht achterstandsbeleid
B
Onderwijsbeleid
C
Inkomensverdelings- beleid
D
Actief arbeidsmarktbeleid

Slide 34 - Quiz

Het belastingstelsel wordt hervormd. Er komen minder aftrekposten omdat vooral rijkere mensen daar gebruik van maken zodat ze minder belasting hoeven te betalen
A
Onderwijsbeleid
B
Sociale zekerheidsstelsel
C
Inkomensverdelings-beleid
D
Actief arbeidsmarktbeleid

Slide 35 - Quiz

Een politieke partij pleit er voor dat in elke wijk ongeveer evenveel en even goede speeltuintjes komen.
A
Onderwijsbeleid
B
Wijkgericht achterstandsbeleid
C
Inkomensverdelings-beleid
D
Sociale zekerheidsbeleid

Slide 36 - Quiz

Sommige politici willen dat ook ZZP'ers (zelfstandigen zonder personeel) meeverzekerd worden voor ziektekosten. Dan zijn ZZ'ers net zo goed beschermd tegen inkomstenverlies als mensen in loondienst.
A
Onderwijsbeleid
B
Sociale zekerheidsstelsel
C
Inkomensverdelings-beleid
D
Actief arbeidsmarktbeleid

Slide 37 - Quiz

Kan jij de overheidsinstrumenten herkennen in voorbeelden?
A
Ja
B
De meeste wel
C
Een paar
D
Nee

Slide 38 - Quiz

Kan je van elk instrument positieve en negatieve gevolgen bedenken?
A
Ja
B
een beetje
C
nee

Slide 39 - Quiz

Begrijp je het verband tussen de visie van de politieke partijen op de verzorgingsstaat en de overheidsinstrumenten?
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Link