Gewoontes uit het verleden beschrijven. > Antes trabajaba de actriz.
[vroeger werkte zij als actrice]
Mensen, dingen of situatie in het verleden beschrijven.
> En la escuela primaria, yo jugaba al fútbol.
[Ik speelde voetbal op de basisschool]
> Cuando era joven, mi abuelo tenía el pelo negro.
[Toen mijn opa jong was, had hij zwaarte haar]