D: lager / fijner / zand / klei
E: De ebstroom is minder sterk dan de vloedstroom. Op plekken waar het water stilstaat, sedimenteert de klei. De ebstroom kan dat dan niet meer meenemen.
F: Een kwelder is een begroeide aanslibbing van klei door de zee.
G: klei met begroeiing
H: Omdat de golven als ze terugstromen nog te krachtig zijn. Het water staat niet stil en de klei kan dan niet sedimenteren.