Herhaling en formatieve toets
1 / 23
Lesson duration is: 90 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
De faseovergang condenseren
A
Levert energie aan de omgeving
B
Kost energie vanuit de omgeving
Slide 4 - Quiz
Als een stof smelt dan
A
Nemen Ek en Ep toe
B
Neemt Ek af, Ep blijft constant
C
Blijft Ek constant, Ep neemt toe
D
Nemen Ek en Ep af
Slide 5 - Quiz
Reken om:
100 graden Celsius = _____ K
400 K = ______ graden Celsius
100 graden Celsius = _____ K
400 K = ______ graden Celsius
Slide 6 - Open question
Wat is de eenheid van dT?
A
Graden Celsius
B
Graden Kelvin
C
Graden Celsius en Kelvin
D
Kelvin
Slide 7 - Quiz
Een stalen wielas wordt geplaatst in een stalen wiel.
De doorsnede van de as is even groot als de doorsnede van het wiel.
Leg uit hoe je de wielas in het wiel kunt krijg.
De doorsnede van de as is even groot als de doorsnede van het wiel.
Leg uit hoe je de wielas in het wiel kunt krijg.
Slide 8 - Open question
Leg uit welke drie vormen van warmtetransport er zijn en geef voor elke aan hoe de transport werkt.
Slide 9 - Open question
Drie metalen staafje met gelijke afmetingen worden door dezelfde warmtebron aan het uiteinde verhit. Aan het uiteinde zijn lucifers bevestigd.
De staafjes zijn gemaakt van koper, ijzer en messing.
Welke lucifer gaat als eerste aan?
De staafjes zijn gemaakt van koper, ijzer en messing.
Welke lucifer gaat als eerste aan?
Slide 10 - Open question
Wat is thermische geleidbaarheid?
A
Hoeveelheid warmte dat een materiaal opslaat
B
Een eigenschap van een materiaal die aangeeft hoe goed een materiaal warmte geleid.
C
Hoeveelheid warmte dat per seconde door een materiaal stroomt.
Slide 11 - Quiz
Wat betekent warmtestroom?
A
De hoeveelheid warmte dat per seconde door een materiaal stroomt
B
De hoeveelheid warmte dat een materiaal kan opslaan
Slide 12 - Quiz
Geef de omgeschreven formule van warmtestroom om dT te berekenen.
Slide 13 - Open question
Leg uit hoe je de soortelijke warmte van een materiaal kunt meten m.b.v. een Joulemeter en geef de formule van soortelijke warmte in een vorm waarmee je de m kunt berekenen.
Slide 14 - Open question
Wat is de betekenis van de gasconstante?
A
Dat je gassen kunt beschouwen als ideale gassen
B
De druk en volume zijn constant als de gasconstante wordt gebruikt
C
De verhouding tussen PV/nT is altijd constant en heeft de naam gasconstante
Slide 15 - Quiz
Geef de algemene gaswet in een vorm waarmee je de gasconstante te berekenen.
Slide 16 - Open question
Wanneer krimpen materialen zonder dat er een kracht erop werkt?
A
Als er een hoge druk is
B
Als de temperatuur stijgt
C
Als het volume afneemt
D
Als de temperatuur daalt
Slide 17 - Quiz
Hoe kom je van de lineaire uitzettingscoefficient naar de kubieke uitzettingscoefficient als deze niet in binas staat, maar de lineaire coefficient wel?
Slide 18 - Open question
Geef de formule voor kubieke uitzetting in een vorm waarmee je de kubieke uitzettingscoefficient kunt berekenen.
Slide 19 - Open question
Welke stofeigenschap beschrijft de elasticiteitsmodulus?
A
De gem. trekspanning van een materiaal
B
De slapheid van een materiaal
C
De stijfheid van een materiaal
D
In hoeverre een materiaal verandert van vorm wanneer er krachten op werken
Slide 20 - Quiz
Geef de formule voor de elasticiteitsmodulus met ingebouwd de formules voor relatieve rek en rekspanning.
