Dag 5

Woorden
Thema 10:  Uiterlijk
1 / 16
next
Slide 1: Slide
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Thema 10:  Uiterlijk

Slide 1 - Slide

de jas
  • kledingstuk voor buiten
  • over je kleding 
  • de jas - de jassen
  • zin: Ik heb een nieuwe jas aan.
  • zin: Mijn jas is kapot.

Slide 2 - Slide

de jurk
  • kledingstuk 
  • voor vrouwen
  • de jurk - de jurken
  • zin: Het is feest dus ik trek een mooie jurk aan.

Slide 3 - Slide

lelijk
  • niet mooi om te zien
  • niet mooi om te horen
  • zin: Ik vind deze jas lelijk.
  • zin: Wat een lelijke muziek.

Slide 4 - Slide

lelijk
  • lelijk <----> mooi
  • zin: Ik vind deze jas lelijk.
  • zin: Wat een lelijke muziek.

Slide 5 - Slide

het lichaam
  • armen, benen, hoofd, buik, rug enz. bij elkaar van mens of dier
  • het lichaam - de lichamen
  • zin: Haar lichaam is sterk.

Slide 6 - Slide

het licht
  • lamp
  • wat je ziet van de zon
  • licht <----> donker
  • weinig kilo's <---> zwaar
  • het licht - de lichten
  • zin: 's Nachts  is het licht uit.
  • zin: Doe jij het licht even aan?

Slide 7 - Slide

de lijst
  • woorden of namen die onder elkaar staan
  • de lijst - de lijsten 
  • zin: Ik heb een lijst met de namen van de leerlingen.

Slide 8 - Slide

Ik heb een nieuwe jas aan.
Het is feest dus ik trek een mooie jurk aan.
Wat een lelijke muziek.
Haar lichaam is sterk.
Doe jij het licht even aan?
Ik heb een lijst met de namen van de leerlingen.

Slide 9 - Slide

Wat is goed?
4
A
Zij haar is lang.
B
Mij haar is kort.
C
Zij haar is kort.
D
Haar haar is lang.

Slide 10 - Quiz

Wat is goed?
5
A
Ik draag een jurk.
B
Zij draagt altijd lange jurken.
C
Vandaag mooie jurk aan.
D
Wij mooie jurk dragen.

Slide 11 - Quiz

5
timer
1:30
lelijk

Slide 12 - Mind map

Maak een goed zin met:
zij en jas
5

Slide 13 - Open question

5
Wat hoort bij elkaar?
licht

Slide 14 - Drag question

Noem 5 woorden van de lijst
van deze week.
5

Slide 15 - Open question

Iedereen heeft een ........ om mee te lopen.
5
A
benen
B
jas
C
lichaam
D
uiterlijk

Slide 16 - Quiz