hoofdstuk 4 les 3

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

H.4.3 Gewicht

Deze les gaat over gewicht. Eerst komt het schatten van gewicht aan de orde. Daarna reken je met diverse eenheden zoals gram, kilogram en ton.

Welke maten voor gewicht ken je?

1 gram

500 mg of 0,5 g

1 mg of 0,001 g

100 g of 0,1 kg

1 kg of 1000 g

1500 kg of 1,5 ton

50 ton of 50.000 kg

Hoe reken je om naar een andere maat?

Hoeveel milligram is 1 gram?

1. 10 milligram
2. 1.000.000 milligram
3. 1000 milligram
4. 100 milligram

Hoeveel kilogram is 5000 gram?

1. 50 kilogram
2. 5 kilogram
3. 0.5 kilogram
4. 500 kilogram

Wat is 1 centigram in gram?

1. 1 gram
2. 0.01 gram
3. 0.1 gram
4. 10 gram

Mik stuurt een pakket naar familie in het buitenland. Het pakket mag maximaal 2,5 kg wegen. Het gewicht van de lege verzenddoos is 160 g. De inhoud is tot nu toe:

Een halve kilo drop. Het gewicht van de verpakking is 22 g.

Een zak stroopwafels. Inclusief verpakking is het gewicht 387 g.

Mik wil er ook 2 grote potten pindakaas bij doen. Zo’n grote pot zelf weegt 288 g. Er zit 600 g pindakaas in.

Mik vraagt zich af of die 2 grote potten pindakaas er nog wel bij passen.

Reken dit in tweetallen uit.

Ledig gewicht: het gewicht van een auto zonder passagiers en bagage; ook wel: leeg gewicht.

Maximale laadvermogen: hoeveel lading je maximaal mag vervoeren.

Maximaal gewicht: het ledig gewicht plus het maximale laadvermogen.

Een auto heeft een ledig gewicht van 1.178 kg. Het maximaal gewicht is 1.610 kg.

Wat is het maximale laadvermogen?

Aan de slag!

Hoofdstuk 4 les 3 Gewicht

maken opdracht 3 t/m 10